Anijschampignon (Agaricus arvensis)
De
akker- of anijschampignon is een grote, witte champignonsoort die
stikstofminnend is en daarom dikwijls verschijnt op ruderale
standplaatsen (wegbermen, plantsoenen, parken, weilanden, boerenerven).
De hoed van volgroeide exemplaren kan een doorsnee van wel 20
cm krijgen. Het oppervlak is fijn vezelig en de hoedhuid
breekt soms op in kleine schubjes. Bij kneuzing of veroudering
verkleurt hij geelachtig (2,3,8,15). De plaatjes aan de onderzijde zijn
aanvankelijk vrijwel wit, vervolgens bleekroze, en later donkerbruin. De steel van de paddenstoel
heeft een opvallende hangende ring met aan de onderkant een
"tandwielstructuur". Op de derde en vierde foto hierboven is dit
duidelijk te zien. De grootste "tanden" van de ring kunnen een gelige
kleur hebben. Akkerchampignons groeien dikwijls bijeen in heksenkringen
(5,6). In vorige eeuwen werden er van het ontstaan van zulke kringen,
die in weilanden met opvallende verkleuringen van de
grasmat gepaard kunnen gaan, de meest fantastische verklaringen
gegeven (5,14). De kringen worden gevormd doordat het mycelium
vanuit één punt in alle richtingen gelijkmatig uitgroeit, met een
gemiddelde snelheid van 40-50 cm per jaar, terwijl het groeiend
mycelium vocht en mineralen aan de bodem onttrekt (5-7).
NaamAgaricus is een oude aanduiding van een paddenstoel. De soortnaam arvensis betekent "van het veld" (15). Psalliota arvensis is een synoniem van Agaricus arvensis. Agaricus arvensis s.l. (in de wijde zin) omvat minstens drie verschillende soorten: de gewone anijschampignon (Agaricus arvensis), de slanke anijschampignon (Agaricus silvicola) en de sneeuwwitte anijschampignon (Agaricus osecanus) (12).
De naam "anijschampignon" heeft betrekking op de geur, die overigens
vrijwel geheel kan ontbreken. Bovendien vindt niet iedereen dat de
paddenstoel naar anijs ruikt, sommige waarnemers spreken van bittere
amandelen (2). In de grazige berm van een wandelpaadje
dat loopt van de Noordstar naar de Brilweg hebben we ooit een groepje
van drie spierwitte champignons met een "tandwielring" gevonden. Na
microscopisch onderzoek (grootte van de sporen) bleek dat het de
sneeuwwitte anijschampignon betrof. Deze paddenstoelen uit Briltil
hadden geen anijsgeur maar een gewone champignongeur.
Eetbaarheid/nut
Anijschampignons zijn uitstekend eetbaar, maar men moet ze niet verwisselen met de onaangenaam ruikende karbolchampignon (Agaricus xanthoderma)
die naar inkt of lysol ruikt (8), en vooral niet met
jonge knolamanieten. Die laatste verwisseling kan een dodelijke afloop
hebben! (1,15).
Ook moet men champignons die op vervuilde grond staan niet verzamelen, aangezien
de paddenstoel giftig cadmium in zijn vruchtlichamen kan
ophopen (11). Wie anijschampignons wil eten hoeft ze zelfs niet
meer te verzamelen, want men is er in geslaagd om de soort
voor commerciële doeleinden te kweken. Hij is in delicatessenwinkels te
koop onder de naam "akkerpaddenstoel", en heeft meer smaak dan de
gewone champignon (13,16). In tropisch Amerika worden
akkerchampignons (en
knolparasolzwammen) door
paddenstoelkwekende mieren (Attini)
in kweek gehouden (4). Zowel de zwammen als de mieren hebben
voordeel bij deze relatie. Het mycelium van de paddenstoel is evenals andere Basidiomyceten
in staat om tijdens de afbraak van dood plantaardig materiaal
organohalogeenverbindingen te produceren, waaronder chloroform (9). Het
mycelium beschikt over allerlei enzymen die cellulose kunnen
afbreken. Biotechnologen willen zulke enzymen gebruiken
om suikers te winnen uit stro (10). Evenals vele andere
paddenstoelsoorten bevat de anijschampignon een lectine, d.w.z. een stof die bloed kan doen stollen (17), en sesquiterpenen waarvan de structuur vastgesteld is. Helaas bleken deze plantenstoffen geen tumorgroei-remmende eigenschappen te bezitten (18).
Waar gevonden
Akkerchampignons
hebben we op veel plaatsen gevonden: in
de noordberm van de Hanckemalaan (bij de zuidwestpunt van het
Smitpark), in de zuidberm van het Van Starkenborghkanaal ZZ (ten westen
van de spoorbrug), in bermen van het noordelijk deel van de Boslaan, en
in bermen van wandelpaden die rond de sportvelden lopen.
Literatuur
1. Agaricus arvensis Schaeff. - Horse Mushroom. Document op first-nature.com.
2. Agaricus arvensis - Agaricis bitorquis - Agaricus campestris [Scheda 1B]. Document op venetoagricoltora.org.
3. Atkinson GF (1914) The development of Agaricus arvensis and A.comtulus. Am J Bot 1:3-22.
4.
Chapela IH, Rehner SA, Schulta TR, Mueller UG (1994) Evolutionary
history of the symbiosis between fungus-growing ants and their fungi.
Science 266:1691-1694.
5.
Dekker LW, Ritsema CJ (1996) Zwammen in de weide. Een nuchtere kijk in
de bodem van een magische cirkel. Stromingen 2(2):5-16.
6. Edwards PJ (1984) The growth of fairy rings of Agaricus arvensis and their effect upon grassland vegetation and soil. J Ecol 72:505-513.
7. Edwards PJ (1988) Effects of the fairy ring fungus Agaricus arvensis on nutrient availability in grassland. New Phytol 110:377-381.
8. Foulon F. Gewone anijschampignon Agaricus arvensis. Document op mycologia.be.
9.
Hoekstra EJ, Verhagen FJM, Field JA, De Leer EWB, Brinkman UAT (1998)
Natural production of chloroform by fungi. Phytochemistry 49:91-97.
10. Jeya M, Nguyen NPT, Moon HJ, Kim SH, Lee JK (2010) Conversion of woody biomass into fermentable sugars by cellulase from Agaricus arvensis. Bioresource Technology 101:8742-8749.
11. Kruse H, Lommel A (1979) Untersuchungen über cadmiumbindende Proteine im Schaf-Champignon (Agaricus arvensis Schff. ex Fr.). Z Lebensm Unters Forsch 168:444-447.
12. Nauta M (1997) Agaricus sectie arvenses. Een voorlopige sleutel tot de taxa in Nederland en aangrenzende gebieden. Coolia 40:168-171.
13. Oud M (2009) Anijschampignon Agaricus arvensis [Paddenstoel van de maand, juli 2009]. Document op mycologen.nl.
14.
Ritzema Bos J (1901) "Heksenkringen" , "kol" of "tooverkringen" ,
"duivelskarnpad" op weilanden. Tijdschrift over Plantenziekten
7(4):97-126.
15. Rockefeller A a.o. Agaricus arvensis. Document op en.wikipedia.org.
16. Sobieralski
K, Siwulski M, Sas-Golak I, Jasinska A (2011) Capability of primordia
formation as a trait differentiating wild strains of Agaricus bisporus (Lange) Imbach and Agaricus arvensis Schaeff. derived from the area of Western Poland. Acta Sci Pol Hortorum Cultus 10:123-131.
17.
Zhao JK, Zhao YC, Li SH, Wang HX, Ng TB (2011) Isolation and
characterization of a novel thermostable lectin from the wild edible
mushroom Agaricus arvensis. J Basic Microbiol 51:304-311.
18. Zhao JY, Ding JH, Li ZH, Dong ZJ, Feng T, Zhang HB, Liu JK (2013) Two new sesquiterpenes from cultures of the basidiomycete Agaricus arvensis. J Asian Nat Prod Res 15:305-309.
Terug naar de soortenlijst