Blanke champignonparasol (Leucoagaricus leucothites)
Champignonparasol zijaanzichtChampignonparasol onderaanzichtChampignonparasol bovenaanzichtDetail ringBloempotzwam
Het mycelium van de blanke champignonparasol leeft van de afbraak van dood plantaardig materiaal. De paddenstoel was vroeger zeldzamer dan nu, maar is sinds 1950 met een gestage opmars bezig (7). Hij heeft een voorkeur voor het cultuurlandschap en wordt vaak gevonden in parken, tuinen, kerkhoven, wegbermen en groenstroken (3) maar kan ook in weilanden en boomgaarden opduiken, bij voorbeeld op afval- en composthopen (5,6,7,10). De hoed is aanvankelijk halfbolvormig om zich vervolgens uit te spreiden. Hij is wit of witachtig van kleur, maar loopt bij het ouder worden geelbruin tot bruin aan. Het hoedoppervlak is meestal glad en zijdeachtig maar soms voorzien van kleine vlokjes of schubjes. De hoedrand is aanvankelijk ingerold, maar later teruggeslagen (12). De plaatjes aan de onderzijde zijn aanvankelijk wit om pas in een heel laat stadium lichtroze te verkleuren. De steel van de paddenstoel heeft onderaan een knolvormige verdikking, maar geen beurs. Rond de steel is een witte, dunne en verschuifbare ring aanwezig die bij oude exemplaren kan zijn verdwenen (4). De vruchtlichamen kunnen een doorsnee van 10 cm en een hoogte van 8 cm krijgen, maar blijven dikwijls kleiner (7). Ze hebben een levensduur van slechts enkele dagen (4). De blanke champignonparasol komt over bijna de hele wereld voor (7).

Naam
De genusnaam Leucoagaricus betekent: "witte paddenstoel". Het Griekse woord thites was in de oudheid de benaming van de laagste klasse in de samenleving. De soortnaam leucothites kan dus betekenen: "een witte van de laagste klasse", of: "een onaanzienlijke witte". Champignonparasols zijn namelijk eetbaar, maar veel minder smakelijk dan de weidechampignon of de anijschampignon. Leucoagaricus carneifolius, L. holosericeus, L. naucinus, L. densifolius en L. subcretaceus zijn synoniemen van Leucoagaricus leucothites (3).

Eetbaarheid/nut
De blanke champignonparasol is eetbaar, maar niet erg smakelijk en wordt door sommige mensen niet goed verdragen. Bovendien kan hij gemakkelijk verwisseld worden met dodelijk giftige soorten zoals de kleverige knolamaniet (Amanita virosa) en de groene knolamaniet (Amanita phalloides). En hij groeit doorgaans op sterk vervuilde grond zoals groenstroken langs drukke wegen, of wegbermen vol hondenpoep (8,9). Dus kan men hem beter laten staan. De paddenstoel bevat fenolen (o.a. catechine) met antibacteriële en antioxidant-eigenschappen  (1). Het gehalte aan sporenelementen is niet bijzonder hoog (2), maar in een Turks artikel wordt het tegendeel beweerd (11).

Waar gevonden
We hebben één fors exemplaar van de blanke champignonparasol (hoeddoorsnee 8 ā 9 cm) aangetroffen in de oostberm van de Beatrixlaan (het verlengde van de Wilhelminalaan), tegenover het appartementencomplex boven de Albert Heijn. De paddenstoel groeide in een pas aangelegde grazige berm met wat kleine struikjes, een groenstrook tussen een parkeerplaats en de verharde weg, in de maand augustus. Volgens een Duitse Wikipedia pagina waren deze groeiwijze en vindplaats typisch voor de soort. Het betreffende artikel zegt: "Vaak treedt hij spontaan op nadat tuinen, bermtaluds of groentebedden nieuw aangelegd zijn, om in het volgende jaar weer te zijn verdwenen" (7). Tot onze verbazing verscheen er ook eens een exemplaar van de paddenstoel in een bloempot in onze eigen plantenkas. Ook zagen we de paddenstoel eens in een bloemperk rond het WIlhelminapark nadat de gemeente dat perk had omgewoeld en opnieuw beplant.

Literatuur

1. Aslim B, Ozturk S (2011) Phenolic composition and antimicrobial and antioxidant activities of Leucoagaricus leucothites (Vittad.) Wasser. J Med Food 14:1419-1424.
2. Borovicka J, Randa Z (2007) Distribution of iron, cobalt, zinc and selenium in macrofungi. Mycol Progress 6:249-259.
3. Lange C (2005) Släktet Leucoagaricus, spånskivlingar, i Sverige. Svensk Mykologisk Tidskrift 26(2):16-30.
4. Lépiote pudique. Document op mycorance.free.fr/valchamp.
5. Leucoagaricus leucothites. Document op fichasmicologicas.com.
6. Leucoagaricus leucothites (Vittad.) Wasser - White Dapperling. Document op first-nature.com.

7. Rosablättriger Egerlingsschirmling. Document op de.wikipedia.org.
8. Rosablättriger Egerlingsschirmpilz Leucoagaricus leucothites. Document op tintling.com.
9. Tanchaud P (2012) Leucoagaricus leucothites (la Lepiote pudique). Document op mycocharentes.fr.
10. Satta G. Leucoagaricus leucothites. Document op funghiitaliani.it.
11. Uzun Y, Genccelep H, Kaya A, Akcay ME (2011) The mineral contents of some wild edible mushrooms. Ekoloji 20(80):6-12.
12. Wood M, Stevens F (2015) Leucoagaricus leucothites (Vittadini) Wasser. Document op mykoweb.com.

Terug naar de soortenlijst