Blauwwordend kaalkopje (Psilocybe cyanescens)
Blauwwordende
kaalkopjes zijn paddenstoelen die leven van de afbraak van
dood
plantaardig materiaal en een sterke voorkeur hebben voor houtsnippers
en houtstrooisel (2,4), maar niet voor versnipperde boomschors
(18). Ze kunnen verschijnen op ruderale
plaatsen, langs paden en in greppels, onder brandnetels of
braamstruiken, niet alleen in bossen maar ook in parken of tuinen, en
op begraafplaatsen (4,20). De vruchtlichamen kunnen aanwezig
zijn
in zeer grote aantallen (17) maar hun voorkomen is meestal onbestendig
(18). Ze zijn tamelijk stevig van bouw
en bestaan uit een hoed van 1 t0t 7 cm diameter en een centraal
geplaatste, in vergelijking tot de hoeddiameter nogal lange steel.
De hoed heeft aanvankelijk een kegelvorm, maar spreidt zich
later
uit en kan een golvende rand krijgen. Het hoedoppervlak is in
vochtige toestand lederbruin en enigszins kleverig. Bij
uitdrogen gaat het er bleker uitzien (het wordt dan
okerbruin,
gelig of cremekleurig). De plaatjes aan de onderzijde
van de hoed zijn kaneelkleurig, kastanjebruin of grijsbruin met een
blekere snede. De
steel is witachtig van kleur.
Oudere vruchtlichamen verkleuren bij druk of beschadiging blauwgroen
(3,6,16). Bij het middelste exemplaar op de middelste foto hierboven is
dat te zien. Blauwwordende kaalkopjes komen
voor in Europa, Noord Afrika en Noord Amerika (3).
De paddenstoel was
volgens velen oorspronkelijk een Amerikaanse soort die door
de mens in
Europa is geďntroduceerd (4,7,17). In een ander artikel wordt
echter beweerd dat P.cyanescens een
Australische oorsprong heeft (11).
De paddenstoel dook in Engeland voor het eerst op in 1910 (hoewel dit pas werd beschreven in 1946), in Bohemen in
1942 en in Duitsland in 1952 (12).
Naam De
naam "blauwwordend kaalkopje" heeft betrekking op de onbehaarde en
onbeschubde hoed, en de neiging van de paddenstoel om
bij druk
blauw te verkleuren. Door vele mycologen worden Psilocybe mairei en
Psilocybe serbica beschouwd
als synoniemen van P.cyanescens,
maar volgens anderen kunnen er in Midden Europa wel zes of
zeven blauwwordende kaalkopjes (soorten) worden onderscheiden
(4,5). De genusnaam
Psilocybe betekent "naakt (of kaal) hoofd", kaalkopje is
dus een goed Nederlands equivalent. De soortnaam cyanescens betekent
"blauw wordend".
Eetbaarheid/nut Het
blauwwordend
kaalkopje behoort tot een selecte groep van paddenstoelen waarin de
allerhoogste concentraties aan psilocybine en psilocine zijn
aangetroffen, tot wel 1.5% van het drooggewicht (1,9,10,14,19).
De
vruchtlichamen zijn dus bijzonder giftig en hallucinogeen. Door
paddo-liefhebbers worden ze toch als bewustzijnsverruimend middel
gebruikt, ondanks een ernstig
risico van vergiftiging en verslaving (7,8,13,16,19).
In het mycelium van de paddenstoel zijn de concentraties aan
hallucinogene stoffen veel lager dan in de vruchtlichamen en feitelijk
verwaarloosbaar (15). De blauwe verkleuring van de
paddenstoel schijnt te berusten op oxidatie van psilocine (16).
Waar gevonden De
merkwaardige paddenstoeltjes op bovenstaande foto's doken plotseling op
in onze eigen tuin. Daar lagen enkele oeroude houtblokken die nooit in
de open haard terecht waren gekomen en inmiddels behoorlijk ver waren
vergaan. Op zo'n blok ontdekten we in het najaar van
2017 vijf vruchtlichamen. Omdat we de paddenstoel
niet kenden
beseften we niet dat we strafbaar waren; het is namelijk
verboden om hallucinogene paddenstoelen in bezit te hebben.
Via een
reactie op onze foto's (op het forum van waarneming.nl) en
een mailtje van een vriend (medewerker van Naturalis)
werden we op ons misdrijf gewezen. De vruchtlichamen
waren na
enkele weken gelukkig geheel vergaan, zodat we weer rustig konden
ademhalen!
Literatuur 1.
Andersson C, Kristinsson J, Gry J (2008) Occurrence and use of
hallucinogenic mushrooms containing psilocybin alkaloids. Copenhagen:
Nordic Council of Ministers (TemaNord 2008:606).
2. Arnolds E, Van den
Berg A (2005) De opkomst van snipperpaddestoelen. Coolia 48:131-148.
3. Blauender Kahlkopf. Document op de.wikipedia.org.
4. Borovicka J (2008)
The wood-rotting bluing Psilocybe
species in Central Europe - an identification key. Czech Mycol
60:173-192.
5. Borovicka J,
Noordeloos ME, Gryndler M, Obornik M (2011) Molecular phylogeny of Psilocybe cyanescens
complex in Europe, with reference to the position of the secotioid Weraroa novae-zelandiae.
Mycol Progress 10:149-155.
6. Dennis RWG,
Wakefield EM (1946) New or interesting British fungi. Trans Br Mycol
Soc 29:141-166.
7. Froese T, Guzmán G,
Guzmán-Dávalos L (2016) On the origin of the genus Psilocybe and its
potential ritual use in ancient Africa and Europe. Economic Botany
70:103-114.
8. Fungi Flora. The P.cyanescens
lookalike guide. For the beginner hunter. Document op fungiflora.com.
9.
Gartz J (1992) New aspects of the occurrence, chemistry and cultivation
of European hallucinogenic mushrooms. Supplemento agli Annali dei Musei
Civici di Rovereto Sezione Archeologica, Storia e Scienze Naturali,
no.8.
10. Gartz J (1996)
Observations on the Psilocybe
cyanescens complex of Europe and North America. Annali dei Musei Civici di
Rovereto Sezione Archeologica, Storia e Scienze Naturali 12:209-218.
11. Giessler A (2017)
Commentary on Psilocybe
cyanescens. Adv Tech Biol Med 5:1.
12.
Kreisel H (2000 ) Ephemere und eingebürgerte Pilze in
Deutschland . In: NABU, Ratgeber Neobiota,
73-76 (sehe
Anhang, Tabelle 4).
13. Löhrer F, Kaiser R
(1999) Biogene Suchtmittel. Neue Konsumgewohnheiten bei jungen
Abhängigen? Nervenartzt 70:1029-1033.
14.
Mahmood ZA (2013) Bioactive alkaloids from Fungi: Psilocybin. Chapter
18 in: Ramawat KG, Mérillon JM (eds.) Natural Products, Heidelberg: Springer Verlag, pp. 523-552.
15.
Neal JM, Benedict RG, Brady LR (1968) Interrelationship of phosphate
nutrition, nitrogen metabolism, and accumulation of key secondary
metabolites in saprophytic cultures of Psilocybe cubensis, Psilocybe
cyanescens, and Panaeolus
campanulatus. J Pharm Sci 57:1661-1667.
16. Psilocybe cyanescens. Document op en.wikipedia.org.
17. Shaw PJA, Kibby G
(2001) Aliens in the flowerbeds. The fungal biodiversity of ornamental
woodchips. Field Mycol 2:6-11.
18. Shaw PJA, Butlin J,
Kibby G (2004) Fungi of ornamental woodchips in Surrey. Mycologist
18:12-15.
19.
Tyls F, Pálenícek T, Horácek J (2014) Psilocybin - Summary of knowledge
and new perspectives. Eur Neuropsychopharmacol 24:342-356.
20. Van Halm H (1999)
Vliegenzwammen in de straat, paddo's in de volkstuin. Trouw, 30 oktober.
Terug naar de soortenlijst