Gazonvlekplaat (Panaeolina foenisecii)
Zijaanzicht gazonvlekplaatZijaanzicht gazonvlekplaat (2)Onderzijde gazonvlekplaat
Gazonvlekplaten zijn kleine paddenstoelen (doorsnee van de hoed maximaal 3,5 cm) die groeien in bemeste gazons, grasvelden en weilanden. De vruchtlichamen zijn kortlevend (soms niet langer dan 1 dag) en kunnen in de vroege zomer al aanwezig zijn (4). Volgens de Nederlandse Mycologische Vereniging kan men er in juni naar uitkijken, een tijdstip waarop er nog niet veel andere paddenstoelen worden gevonden (15). Het mycelium leeft van de afbraak van grasafval, en de vruchtlichamen kunnen na een maaibeurt binnen enkele dagen te voorschijn komen (8). Gazonvlekplaten zijn ook aangetroffen op koemest (9), paardenmest (9) en olifantenmest (6), aangezien er in de mest van zulke dieren grasresten aanwezig zijn. De hoed van een gazonvlekplaat is dof kaneelbruin tot roodbruin, droog, onbehaard en in vochtige toestand zwak gegroefd. Bij veroudering krijgt het oppervlak dikwijls een tweekleurige aanblik, met een lichter centrum dat wordt omgeven door een donkere rand. De plaatjes aan de onderzijde zijn bruin met een witte snede. Bij oudere exemplaren van de paddenstoel worden ze donkerder van kleur en krijgen donkerbruine vlekjes . De steel is beige, hol, en fijn berijpt.

Naam
De Nederlandse naam "vlekplaat" heeft betrekking op de vlekkerige aanblik van de plaatjes. Panaeolina betekent: "op Panaeolus lijkend" en Panaeolus: "veelkleurig". Ook dit slaat op het uiterlijk van de plaatjes (12). Het Latijnse woord foenisecia betekent "oogst van hooi" (1). De naamgever associeerde de paddenstoel blijkbaar met de hooitijd, en niet ten onrechte, want het mycelium leeft van rottend, gevallen gras. De gazonvlekplaat onderscheidt zich van andere vlekplaten door de habitus van zijn sporen. Onder het microscoop zien deze er wrattig uit (3). De overige vlekplaten zijn daarom geplaatst in het genus Panaeolus en de gazonvlekplaat in Panaeolina (10). Psathyrella foenisecii,  Panaeolus foenisecii, Psathyra foenisecii, Drosophila foenisecii , Psilocybe foenisecii en Agaricus foenisecii zijn synoniemen van Panaeolina foenisecii (1). 

Eetbaarheid/nut
In de zestiger, zeventiger en tachtiger jaren van de vorige eeuw werden er in Engeland, N.Amerika en Australië vergiftigingsgevallen gemeld van jonge kinderen die gazonvlekplaten hadden gegeten. Op grond van de ziekteverschijnselen werd aangenomen dat er in de paddenstoelen een hallucinogene stof aanwezig was (5,7). In Europees onderzoek dat later werd verricht konden psilocybine en psilocine echter niet worden aangetoond (1,14). De onderzochte vruchtlichamen bevatten wel serotonine, 5-hydroxytryptofaan en 5-hydroxyindolazijnzuur (11,14) - verbindingen die volstrekt onschuldig zijn wanneer ze in voedingsmiddelen voorkomen. Gazonvlekplaten groeien dikwijls samen met paddenstoelsoorten die er bijna hetzelfde uitzien, zoals de gezoneerde vlekplaat (Panaeolus subbalteatus) en (in N.Amerika) Panaeolina castaneifolia. Mogelijk waren de gerapporteerde vergiftigingen dus aan verwisseling van de gazonvlekplaat met zulke dubbelgangers te wijten (1,13). Tijdens een recent onderzoek in Australië werd er in gazonvlekplaten toch weer psilocybine aangetroffen (2). Vermoedelijk bevatten vruchtlichamen die in verschillende biotopen en op verschillende continenten verzameld zijn dus een verschillende hoeveelheid gifstoffen. Gazonvlekplaten kunnen wel altijd ingewandsstoornissen veroorzaken en zijn daarom niet geschikt voor menselijke consumptie (9).

Waar gevonden
Gazonvlekplaten kunnen in allerlei gazons en grasvelden worden aangetroffen. Bovenstaande foto's werden gemaakt in de grazige berm van een wandelpad aan de oostrand van het Smitpark. In de maand juni, nadat de gemeente het gras had gemaaid.

Literatuur

1. Allen JW, Merlin MD (1992) Observations regarding the suspected psychoactive properties of Panaeolina foenisecii Maire. In: Rätsch C (ed.) Yearbook for Ethnomedicine and the Study of Consciousness. VWB-Verlag, Berlin, pp.99-116.
2. Anastos N, Lewis SW, Barnett NW, Sims DN (2006) The determination of psilocin and psilocybin in hallucinogenic mushrooms by HPLC utilizing a dual reagent acidic potassium permanganate and tris(2,2'-bipyridyl)ruthenium(II) chemiluminescence detection system. J Forensic Sci 51:45-51.
3. Arnolds E (1996) Een voorlopige sleutel tot het geslacht Panaeolus (vlekplaat) in Nederland. Coolia 39:142-147.
4. Barron G, Hsiang T (1999) Fungi on fairways. Golf Course Management, December 1999, 58-61.
5. Cooles P (1980) Abuse of the mushroom Panaeolus foenisecii. Br Med J (February 16):446-447.
6. Ediriweera S, Wijesundera R, Nanayakkara C, Weerasena J (2015) First report of Panaeolus sphinctrinus and Panaeolus foenisecii (Psathyrellaceae, Agaricales) on elephant dung from Sri Lanka. Frontiers in Environmental Microbiology 1:19-23.
7. Hadley G (1980) Panaeolus foenisecii as a psychotropic fungus. Bull Br Mycol Soc 14:138-140. 8. Gemeiner Heudüngerling Panaeolus foenisecii. Document op tintling.com.
9. Graebner H u.Ä. Heudüngerling. Document op de.wikipedia.org.
10. Kuo M (2002) Panaeolus foenisecii, the Lawn Mower's Mushroom. Document op mushroomexpert.com.
11. Milburn J a.o. Panaeolina foenisecii. Document op en.wikipedia.org.
12. Panaeolina foenisecii (Pers.) Maire - Brown Mottlegill. Document op first-nature.com.
13. Schenk-Jäger K (2015) Kinderunfälle mit Rasenpilzen mit speziellen Fokus auf Panaeolina foenisecii. Lezing, Giftpilze-Pilzgifte-Pilzvergiftungen, München.
14. Stijve T, Hischenhuber C, Ashley D (1983) Occurrence of 5-hydroxylated indole derivatives in Panaeolina foenisecii (Fries) Kuehner from various origin. Z Mykol 50:361-368.
15. Van Bernebeek G (2010) Gazonvlekplaat. [Paddenstoel van de Maand, Juni 2010] Document op mycologen.nl.

Terug naar de soortenlijst