Gele knolamaniet (Amanita citrina)
HabitusHabitus2HoedoppervlakJonkie
De gele knolamaniet is een fraaie paddenstoel die in de nabijheid van allerlei boomsoorten kan worden aangetroffen, maar in Engeland een voorkeur schijnt te hebben voor de beuk (8). In Midden Europa is fijnspar de belangrijkste mycorrhiza-partner, gevolgd door beuk, den, eik en berk (6). De hoed van deze amaniet kan 5 tot 10 cm groot worden. Het hoedoppervlak is doorgaans citroengeel van kleur en voorzien van velumresten. Bij veroudering kunnen deze bruinachtig verkleuren. De hoed is aanvankelijk bol maar spreidt zich later vlak uit. De plaatjes aan de onderzijde staan dicht bijeen, zijn vrijstaand van de steel en wit. De steel van de paddenstoel is wit, 5 tot 8 cm hoog, en aan de basis voorzien van een dikke knol die wordt omgeven door een beurs. Deze beurs is grotendeels met de knol vergroeid, en heeft alleen aan de bovenzijde een van de knol losstaand gootje (8). De steel is in het midden voorzien van een witte, hangende ring die bij oude exemplaren meestal nog aanwezig is (8). De gele knolamaniet komt voor in Australië, Afrika, Azië (Kaukasus, Korea, Japan), Noord Amerika (Canada, VS, Mexico) en op de Canarische Eilanden (6,9).

Naam
Amanita is een oud woord voor paddenstoel. De soortnaam citrina betekent citroengeel. Agaricus citrinus, Agaricus mappa, en Amanita mappa zijn synoniemen van Amanita citrina (8). Naast de gewone, citroengele vorm van de paddenstoel (var. of forma citrina) bestaat er ook een spierwitte variëteit (var. of forma alba) (3,8). In Engeland is er eens een exemplaar van de gele knolamaniet gevonden dat geen normale plaatjes had, maar langgerekte poriën aan de onderzijde (4). Volgens een moleculair biologisch onderzoek is de gele knolamaniet nauw verwant met de grauwe amaniet (Amanita excelsa) en minder nauw verwant aan andere soorten amanieten (11).

Eetbaarheid/nut
In tegenstelling tot andere Amanita soorten, zoals de panteramaniet en de groene knolamaniet, is de gele knolamaniet slechts in geringe mate giftig. De concentratie van amatoxinen (vooral alfa-amanitine) in de paddenstoel is honderdduizend maal lager dan in de groene knolamaniet (5,7,9,10). Men moet hem echter niet proberen te eten, want hij kan gemakkelijk worden verwisseld met oude, uitgebleekte exemplaren van de (dodelijk giftige) groene knolamaniet en de kleverige knolamaniet (6,7,8,9). Bovendien bevatten gele knolamanieten een giftig alkaloïde, bufotenine (3,5,9). Dat gif kan in tegenstelling tot amatoxinen door verhitting onschadelijk worden gemaakt (6). Jonge exemplaren van de paddenstoel hebben een duidelijke geur (als een rauwe, doorgesneden aardappel, soms ook als radijs), maar bij veroudering verdwijnt deze (2,3,4,8). De larven van allerlei muggen- en vliegensoorten , zoals de gebandeerde wintermug (Trichocera annulata), de uienvlieg (Delia antiqua), de afvalvliegen Suillia fuscicornis en Suillia notata, en de bochelvlieg Phora lutea voeden zich met de vruchtlichamen van de gele knolamaniet (1).

Waar gevonden
Wij hebben gele knolamanieten gevonden in het Coendersbos in Nuis (Gr.), in het Roekebosk in Beetsterzwaag (Fr.), in het Natuurschoonbos in Nietap (Dr.), op de Manderheide in Mander (Ov.) en op het landgoed Mensinge in Roden (Dr.). Onze exemplaren groeiden vooral in de buurt van eiken.

Literatuur
1. Bonnamour S (1915) Les insectes parasites des champignons. Elevages et nouvelle liste de diptères fongicoles. Ann Soc Linn Lyon Soc bot Lyon 72:85-93.
2. Castañera Herrero V (2001) Amanita citrina (Sch.: Fr.) S . F. Gray. Yesca 13:42-43.
3. Castañera Herrero V (2014) Amanita citrina f. alba (Pers.) Quél. Yesca 26:37-40.
4. Edwards S (2005) A remarkable poroid example of Amanita citrina. Field Mycology 6:27-28.
5. Faulstich H, Cochet-Meilhac M (1976) Amatoxins in edible mushrooms. FEBS Lett 64:73-75.
6. Gelber Knollenblätterpilz. Document op de.wikipedia.org.
7. Gele knolamaniet. Document op nl.wikipedia.org.
8. O'Reilly P (2021) Amanita citrina var. citrina (Schaeff.) Pers. - False Deathcap. Document op first-nature.com.
9. Pérez-Silva E, Aroche Alfonso RM (1983) Chromatographic and Taxonomic Evaluation of Amanita citrina (Agaricales). Mycologia 75:1030-1035.
10. Ulbrich E (1944) Über die Ungiftigkeit des Gelblichen Knollen-blätterpilzes Amanita mappa (Batsch) Fr. Notizbl. Königl. bot. Gart. Mus. Berlin 15:869-874.
11. Weiß M, Yang ZL, Oberwinkler F (1998) Molecular phylogenetic studies in the genus Amanita. Can J Bot 76:1170-1179.

Terug naar de soortenlijst