Grote stinkzwam (Phallus impudicus)
De
grote stinkzwam is een paddenstoel die leeft van de afbraak van dood
plantaardig materiaal. Hij gedijt op humusrijke grond en in de
nabijheid van hout dat al vrij ver is vergaan (3,4), in loofbos,
gemengd
bos en naaldbos, maar ook in parken en tuinen. Wanneer de paddenstoel
verschijnt, ziet hij eruit als een kogelrond of ellipsoïd "duivelsei".
Het lijkt dan alsof er een ei zonder schaal op de
grond ligt (zie de foto linksboven). Dit duivelsei kan wel 5 centimeter doorsnee hebben. Het fungeert onder andere
als een tijdelijke opslagplaats van koolhydraten voor de latere groei
van de paddenstoel (6). Na enige tijd ontwikkelt
het "ei" zich tot een fallusvormig vruchtlichaam. Dit bestaat uit een
witte steel van maximaal 20 cm hoog en 2 tot 3 cm breed en een hoed van
ongeveer 5 cm hoog en 2,5 cm breed. De hoed is bedekt met een
olijfgroene tot zwartgroene, stinkende en slijmerige massa waarin zich
de sporen bevinden. Deze massa wordt gleba genoemd. De aasgeur van de
paddenstoel trekt vliegen en kevers aan, die zich met de gleba voeden
en de gleba aan hun poten meenemen. Binnen enkele uren wordt de hoed
van de paddenstoel daardoor helemaal kaalgelikt. Hij ziet er
dan uit als op de rechterfoto. Een artikel uit Servië laat zien dat
vruchtlichamen van de stinkzwam door het asfalt van een weg
kunnen breken en daarbij enorm veel kracht kunnen ontwikkelen (10).
Naam
De Griekse genusnaam Phallus betekent "penis" of "mannelijk lid", de Latijnse soortnaam impudicus "onbeschaamd", "ontuchtig" of "onzedelijk". De naamgever beschouwde de paddenstoel als een potloodventer.
Eetbaarheid/nut
Het
duivelsei van stinkzwammen is eetbaar, het smaakt en ruikt naar
radijs of rammenas. De volgroeide paddenstoel is echter volstrekt oneetbaar, vanwege zijn
weerzinwekkende geur. Vliegen en
mestkevers denken daar anders over (14). Die worden door de aasgeur van
een
stinkzwam juist aangetrokken. Ze voeden zich met de gleba.
Omdat de sporen het darmkanaal van een vlieg
kunnen passeren en daarna nog steeds kunnen kiemen, verspreiden vliegen
de sporen (12). Aaskevers spelen bij de verspreiding van de
zwam slechts een ondergeschikte rol, daar
deze insecten niet de gleba van de paddenstoel aanvreten maar
zich voeden met de schimmeldraden in het vruchtlichaam, op een moment waarbij de
meeste sporen al zijn verdwenen (12). Volgens
een negentiende-eeuws artikel komen stinkzwammen vooral voor in de
nabijheid van menselijke nederzettingen, omdat er daar veel
vliegen zijn die voor de verspreiding zorgen (15). Ook allerlei fruitvliegjes
leggen in de paddenstoel hun eieren (2,5,13). De
samenstelling van de vluchtige stoffen die de geur van de stinkzwam
veroorzaken is herhaaldelijk onderzocht (1,7,8,9,11).
Waar gevonden
We
hebben grote stinkzwammen aangetroffen in twee rododendronperkjes die
met houtsnippers zijn bedekt, bij de hoek van de Boltslaan en de Gast,
aan de noord- en zuidkant van het Boltslaantje.
In de omgeving van Zuidhorn hebben we de paddenstoel ook dikwijls
gevonden: in het Dorpsbos in Oldekerk, het Coendersbos in Nuis, het
Haarsterbos in De Haar en de Appèlbergen in Glimmen.
Literatuur
1. Borg-Karlson AK, Englund FO, Unelius CR (1994) Dimethyl
oligosulphides, major volatiles released from Sauromatum guttatum and
Phallus impudicus. Phytochemistry 35:321-323.
2. Burla H, Bächli G, Huber H (1991) Drosophila reared from the
stinkhorn, Phallus impudicus, near Zurich, Switzerland. Z zool Syst
Evolut-forsch 29:97-107.
3. Dix NJ, Cairney JWG (1985) Wood rotting by Phallus impudicus. Trans
Br mycol Soc 85:514-520.
4. Dowson CG, Rayner ADM, Boddy L (1988) Foraging patterns of Phallus
impudicus, Phanerochaete laevis and Steccherinum fimbriatum between
discontinuous resource units in soil. FEMS Microbiol Ecol 53:291-298.
5. Driessen G, Hemerik L, van Alphen JJM (1990) Drosophila species,
breeding in the stinkhorn (Phallus impudicus Pers.) and their larval
parasitoids. Neth J Zool 40:409-427.
6. Grainger J (1962) Vegetative and fructifying growth in Phallus
impudicus. Trans Br mycol Soc 45:147-155.
7. Kikuchi T, Kadota S, Tanaka K, Nishi A (1984) Odorous metabolites of
an acellular slime mold, Physarum polycephalum Schw., and a
Basidiomycete, Phallus impudicus Pers. Chem Pharm Bull 32:797-800.
8. List PH, Freund B (1967) Methylmercaptan und
Schwefelwasserstoff, Geruchstoffe der Stinkmorchel (Phallus impudicus
L.) Naturwiss 54:648.
9. List PH, Freund B (1966) Phenylcrotonaldehyd und andere Aldehyde als
Geruchstoffe der Stinkmorchel, Phallus impudicus L. Naturwiss 53:585.
10. Niksic M, Hadzic I, Glisic M (2004) Is Phallus impudicus a
mycological giant? Mycologist 18:21-22.
11. Pudil F, Uvira R, Janda V (2014) Volatile compounds in stinkhorn
(Phallus impudicus L. ex Pers.) at different stages of growth. Eur Sci
J 10:163-171.
12. Schremmer F (1963) Wechselbeziehungen zwischen Pilzen und
Insekten. Beobachtungen an der Stinkmorchel, Phallus impudicus L. ex
Pers. Österr Botan Zeitschrift 110:380-400.
13. Shorrocks B, Charlesworth P (1982) A field study of the association
between the stinkhorn Phallus impudicus Pers. and the British
fungal-breeding Drosophila. Biol J Linnean Soc 17:307-318.
14. Smith KGV (1956) On the DIptera associated with the stinkhorn
(Phallus impudicus Pers.) with notes on other insects and invertebrates
found on this fungus. Proc R Ent Soc 31:49-55.
15. W.R.G. (1880) Correlation between the odor of the Phalloids and
their relative frequency. Bull Torrey Botan Club 7:30-33.
Terug naar de soortenlijst