Koeienboleet (Suillus bovinus)
Vlieland_bermPlateaux_bermZijaanzicht_jongOnderaanzicht
Koeienboleten zijn kenmerkende paddenstoelen voor naaldbossen op droge, voedselarme zandgrond, maar kunnen ook groeien bij verspreid staande grove dennen in heidegebieden (6), bij dennen in schrale wegbermen (7,8), en bij coniferen op begraafplaatsen (10). Het mycelium van de koeienboleet leeft in nauwe samenwerking (ectomycorrhiza) met de wortels van de grove den (en minder vaak met andere naaldbomen). De vruchtlichamen van de koeienboleet staan dikwijls in groot aantal bijeen. Het hoedoppervlak van de paddenstoel is bol, slijmerig, en grijsgeel of okerkleurig. De hoed kan een doorsnee van 10 cm krijgen en wordt bij het ouder worden platter. Aan de onderkant van de hoed worden de sporen gevormd in buisjes die eindigen in poriën. De poriënlaag is geel gekleurd. De steel van koeienboleten is slanker dan die van andere Suillus-soorten, zoals de gele en de bruine ringboleet. Bovendien heeft de steel van de koeienboleet in tegenstelling tot die van ringboleten nooit een ring. De steel heeft dezelfde kleur als de hoed, en is 4 tot 6 cm hoog en 0,5 tot 0,8 cm dik. De steelbasis is meestal dunner dan de rest van de steel (9). Koeienboleten zijn inheems in Europa en Azië. Inmiddels komen ze ook voor in Noord Amerika, Zuid Afrika, Australië en Nieuw Zeeland, waar ze vermoedelijk met geïmporteerde naaldbomen zijn terechtgekomen (9). Uit onderzoek in Zweden bleek dat de paddenstoel overvloediger voorkomt in jonge dennenbossen en op verstoord terrein dan in oudere bossen. Jong bos bevat een groter aantal genets (individuele mycelia) dan oud bos, 700 tot 5700 per hectare, met een doorsnee van 1,7 tot 5,3 m, tegenover 30 tot 120 genets per hectare met een doorsnee tot 17,5 of zelfs 30 m (1,2). Elk vruchtlichaam van de koeienboleet produceert een groot aantal sporen (110 miljoen tot 1,3 miljard) waarvan slechts een zeer kleine fractie kiemt en zich tot een mycelium weet te ontwikkelen. De vestiging in jong bos of verstoord terrein berust vermoedelijk op vestiging via sporen, terwijl in oud bos de vegetatieve uitbreiding van de schimmel belangrijker wordt (2). De gemiddelde levensduur van een mycelium wordt geschat op 36 jaar (1). Bepaalde plantenstoffen (flavonoïden) die door de wortels van de gastheerboom worden uitgescheiden, schijnen de kieming van de sporen en de vorming van ectomycorrhiza te bevorderen (4). De koeienboleet is een voorbeeld van een schimmel met een bipolair "mating system", wat zeggen wil dat er bij deze schimmelsoort twee "sexen" of "mating types" bestaan (3).

Naam
De genusnaam Suillus is afgeleid van het Latijnse woord sus dat "zwijn" betekent. Het was ooit de aanduiding van een eetbare maar weinig smakelijke paddenstoel. De soortnaam bovinus betekent "van het rund". De naamgever moet hebben gedacht aan een Jersey of Limousin koe, die dezelfde helderbruine kleur heeft als de hoed van een koeienboleet, en niet aan een Fries stamboekrund (7). De koeienboleet lijkt op de fijnschubbige boleet (Suillus variegatus), maar het hoedoppervlak van die soort heeft een andere textuur (fijnschubbig, niet glad) en de fijnschubbige boleet is zeldzamer dan de koeienboleet.

Eetbaarheid/nut
Het mycelium van de roze spijkerzwam (Gomphidius roseus) leeft parasitair op de schimmeldraden van de koeienboleet (5-9). Lex Kreffer drukte de relatie van beide paddenstoelsoorten eens plastisch uit door te schrijven: "De lange myceliumdraden tussen vliegden en koeienboleet worden [door de spijkerzwam] stiekem afgetapt. Zolang de vliegden voldoende voeding teruggeeft aan de boleet is dat niet zo erg, maar bij droogte of vervuiling kunnen [spijkerzwam en koeienboleet] de bitterste vijanden zijn, die elkaar ondergronds met antibiotica bestrijden" (5). Koeienboleten zijn voor mensen eetbaar, mits de hoedhuid voor het koken wordt verwijderd (7). Het vlees van de paddenstoel is echter sponsachtig en rubberachtig, en heeft weinig smaak. Volgroeide vruchtlichamen van de paddenstoel zijn bovendien dikwijls aangetast door maden. De larven van allerlei soorten vliegjes leven van het vlees van de koeienboleet (9). Oude exemplaren kunnen ook worden aangetast door de knalgele schimmel Dicranophora fulva (9). Eekhoorns verzamelen de vruchtlichamen en slaan deze op in hun wintervoorraad (9).

Waar gevonden
Wij hebben koeienboleten gevonden op Vlieland (in Bomenland en in het Sovon telgebied), en in het natuurgebied De Plateaux bij Bergeijk (N.Br.). Omdat koeienboleten bij naaldbomen groeien, zagen we ze niet in Zuidhorn.

Literatuur

1. Dahlberg A, Stenlid J (1990) Population structure and dynamics in Suillus bovinus as indicated by spatial distribution of fungal clones. New Phytol 115:487-493.
2. Dahlberg A, Stenlid J (1994) Size, distribution and biomass of genets in populations of Suillus bovinus (L.: Fr.) Roussel revealed by somatic incompatibility. New Phytol 128:225-234.
3. Fries N, Sun YP (1992) The mating system of Suillus bovinus. Mycol Res 96:237-238.
4. Kikuchi K, Matsushita N, Suzuki K, Hogetsu T (2007) Flavonoids induce germination of basidiospores of the ectomycorrhizal fungus Suillus bovinus. Mycorrhiza 17:563-570.
5. Kreffer L (2014) De Boleten: het Familiediner. Natura 111:16-17.
6. Op den Kamp OPJH, Kelderman PH (2009) Niet alleen maar vliegenzwammen op de hei. Paddenstoelen op de Brunssummerheide. Natuurh Maandbl 98:261-265.
7. O'Reilly P (2023) Suillus bovinus (L.) Roussel - Bovine Bolete. Document op first-nature.com.
8. Roze spijkerzwam. Document op nl.wikipedia.org.
9. Suillus bovinus. Document op en.wikipedia.org.
10. Van Geelen W (2018) Paddenstoelen op de begraafplaats in Ouddorp. In de Branding 2018, nr.2, 61-62.

Terug naar de soortenlijst