Paarse schijnridderzwam (Lepista nuda)
De
paarse schijnridder is een
algemeen voorkomende, forse paddenstoel (doorsnee van de hoed 6 tot 12
cm). Hij groeit
alleen of in groepen, op humus- of voedselrijke grond, en leeft van de
afbraak van dood plantaardig materiaal. De hoed is aan de bovenzijde
blauwachtig lila tot bruin, met roze tinten aan de rand. Bij het
opdrogen wordt
hij lichter van kleur. In jonge toestand is hij vlak of enigszins
gewelfd,
later wordt de rand golvend waarbij hij kan inscheuren. De 5 tot 9 cm
hoge
steel is lilakleurig en bedekt met fijne vlokken of vezels. De
steelvoet is
verbreed en soms knotsvormig. De plaatjes aan de onderzijde zijn
paars en liggen dicht naast elkaar. Paarse schijnridders houden
van stikstof en
groeien in bossen daarom soms op plaatsen waar een dood lichaam is
begraven. Het kan daarbij gaan om een kadaver van een dier of een
slachtoffer van een misdrijf (9).
Naam
De genusnaam Lepista is afkomstig uit het Latijn en betekent "wijnkelk" of "bokaal". Oude exemplaren kunnen aan de bovenzijde
hol worden en op een breed wijnglas gaan lijken. De soortnaam nuda betekent "naakt" (10). Clitocybe nuda, Tricholoma nudum, en Rhodopaxillus nudus zijn synoniemen van Lepista nuda (3,5).
Eetbaarheid/nut
Paarse
schijnridders zijn eetbaar
(1,2), maar moeten altijd worden gekookt of gebakken omdat de rauwe
paddenstoel ingewandsstoornissen
en allergische reacties kan veroorzaken (6). Ze worden (op beperkte
schaal)
ook voor menselijke consumptie geteeld (1). De vruchtlichamen bevatten
antioxidanten (4) en
sphingosides (11), evenals vele andere
paddenstoelsoorten. Hoewel de vruchtlichamen in reactie op vraat
plantenstoffen aanmaken die voor nematoden giftig zijn (8), fungeren
oude exemplaren van de paarse schijnridder als voedingsbodem voor de
maden
van bepaalde mugjes (7).
Waar
gevonden
Wij
hebben paarse schijnridders
aangetroffen in de westberm van de Boslaan (in meerdere
voortuinen), in houtsingels rond de sportvelden, aan de
westkant van het oude kerkhof aan de Jellemaweg, en in een houtsingel
tusen de Troelstraweg en de spoordijk.
Literatuur
1. Baar J, Amsing JGM (2004)
Biologisch geteelde bijzondere paddestoelen. Praktijkonderzoek Plant &
Omgeving, Wageningen.
2. Barros L, Venturini BA, Baptista
P, Estevinho LM, Ferreira ICFR (2008) Chemical composition and biological
properties of Portuguese wild mushrooms: A comprehensive study. J
Agric Food Chem 56:3856-3862.
3.
Bigelow HE, Smith AH (1969) The status of Lepista
- A new section of Clitocybe.
Brittonia 21:144-177.
4.
Ferreira ICFR, Barros L, Abreu RMV (2009 ) Antioxidants in wild mushrooms. Curr
Med Chem 16:1543-1560.
5.
Gorman K a.o. Clitocybe nuda. Document op en.wikipedia.org.
6. Paarse schijnridderzwam. Document op nl.wikipedia.org.
7.
Rimsaite J (2000) Contribution to the knowledge of insects humificators of
fungi in Lithuania.
Acta Zool Lituanica 10:95-99.
8.
Stadler M, Sterner O (1998) Production of bioactive secondary metabolites in
the fruit bodies of macrofungi as a response to injury. Phytochemistry
49:1013-1019.
9.
Tibbett M, Carter DO (2003) Mushrooms and taphonomy: the fungi that mark
woodland graves. Mycologist 17:20-24.
10.
Wood Blewit. Webdocument op www.first-nature.com.11.
Yaoita Y, Kohata R, Kakuda R, Machida K, Kikuchi M (2002) Ceramide constituents
from five mushrooms. Chem
Pharm Bull 50:681-684
Terug naar de soortenlijst