Panteramaniet (Amanita pantherina)

Jonge panteramanietVolgroeide panteramanietBemodderde panteramanietenPanteramaniet onderzijde

De panteramaniet lijkt op een kleinere, bruine uitvoering van de vliegenzwam. Het mycelium van panteramanieten leeft in nauwe samenwerking (ectomycorrhiza) met verschillende boomsoorten, vooral eiken en beuken (1), en minder vaak met naaldbomen (6). In Noord Amerika wordt hij ook gevonden bij ratelpopulieren (4), maar mogelijk is de Amerikaanse panteramaniet een andere soort dan de Europese (6). De kleur van de hoed is variabel: hij kan donkerbruin zijn (zoals op de bovenstaande foto's) maar ook bleek oker. Bleke exemplaren van de panteramaniet hebben we in Zuidhorn (nog) niet aangetroffen, maar wel in Appelscha. De plaatjes aan de onderzijde van de hoed zijn wit van kleur en staan dicht opeen. De steel heeft een hangende witte ring. De steelbasis is verdikt en bedekt met velumresten (1). 

Naam
Amanita is een oud woord voor paddenstoel. De soortnaam pantherina betekent "panterachtig” (d.w.z. gevlekt). De panteramaniet kan worden verward met de grauwe amaniet (Amanita excelsa). De velumresten op de hoed zijn bij de grauwe amaniet grijs en bij de panteramaniet wit van kleur. De panteramaniet kan ook worden verward met de parelamaniet (Amanita rubescens). Het vlees van de parelamaniet heeft echter de neiging om bij druk of beschadiging roodachtig te verkleuren (te "blozen"). Bij de panteramaniet treedt dit verschijnsel niet op.
 
Eetbaarheid/nut
Panteramanieten bevatten dezelfde gifstoffen als de vliegenzwam (iboteenzuur, muscimol) en de concentraties daarvan zijn hoog (1,2,10). Ook zijn er andere toxines aanwezig, zoals stizoloobzuur (3,9), stizolobinezuur (3,9), lectines die bloedarmoede kunnen veroorzaken (11), antagonisten van NMDA receptoren (5) en het alkaloïde pantherine (7,8). De paddenstoel is daarom bijzonder giftig en mogelijk zelfs dodelijk giftig.

Waar gevonden
Panteramanieten verschenen in goede paddenstoeljaren in Zuidhorn in groot aantal, vooral langs de Stationsweg, de Gast, het oosteind van de Hanckemalaan, het noordeind van de Boslaan, de Westergast, en de Cort. van der Lindenstraat. Omdat veel laanbermen omgewoeld zijn vanwege uitbreiding van het station, werkzaamheden aan de riolering en de aanleg van glasvezelinternet, hebben we er sinds 2020 minder waargenomen dan vroeger. We zagen panteramanieten ook in de Kennemerduinen en in het Aekingerzand bij Appelscha.

Literatuur 
1. Amanita pantherina  (DC.) P.Kumm. - Panthercap. Document op first-nature.com.
2. Benjamin DR (1992) Mushroom poisoning in infants and children: The Amanita pantherina/ muscaria group. Clin Toxicol 30:13-22.
3. Chilton WS, Hsu CP, Zdybak WT (1974) Stizolobic and stizolobinic acids in Amanita pantherina.
Phytochemistry 13:1179-1181.
4. Cripps CL, Miller OK (1995) Ectomycorrhizae formed in vitro by quaking aspen: including Inocybe lacera and Amanita pantherina. Mycorrhiza 5:357-370.
5. Fushiya S, Gu QQ, Ishikawa K, Funayama S, Nozoe S (1993) (2R),(1'R) and (2R),(1'S)-2-amino-3-(1,2-dicarboxyethylthio)propanoic acids from Amanita pantherina. Antagonists of N-methyl-D-aspartic acid (NMDA) receptors. Chem Pharm Bull 41:484-486.
6. Hunter AJ a.o. Amanita pantherina var. pantherina. Document op en.wikipedia.org.
7. Konda Y, Takahashi H, Onda M (1985) Structure elucidation of pantherine, a flycidal alkaloid from Amanita pantherina (DC.) Fr. Chem Pharm Bull 33:1083-1087.
8. Onda M, Fukushima H, Akagawa M (1964) A flycidal constituent of Amanita pantherina (DC.) Fr. Chem Pharm Bull 12:751.
9. Saito K, Komamine A, Hatanaka SI (1978) Biosynthesis of stizolobic and stizolobinic acids in Amanita pantherina.  Z Naturforsch 33C:793-795.
10. Satora L, Pach D, Ciszowski K, Winnik L (2006) Panther cap Amanita pantherina poisoning: case report and review. Toxicon 47:605-607.
11. Zhuang C, Murata T, Usui T, Kawagishi H, Kobayashi K (1996) Purification and characterization of a lectin from the toxic mushroom Amanita pantherina. Biochim Biophys Acta 1291:40-44.

Terug naar de soortenlijst