Populiervezelkop (Inocybe squamata)
Populiervezelkoppen groeien bij
populieren en abelen (5) op kleigrond, dus op voedselrijke en voortdurend
vochtige bodem. In zeldzame gevallen kunnen ze ook bij andere boomsoorten (wilg,
eik, linde) verschijnen (4,8), maar niet bij de zwarte els (9). De paddenstoel
leeft in nauwe samenwerking (ectomycorrhiza)
met zijn gastheerbomen. Jonge populiervezelkoppen (zoals de exemplaren
op bovenstaande foto's) hebben aangedrukte, donkere, bruine tot
roodachtige vezelschubjes
bovenop een geelgroene hoed. De plaatjes onder de hoed zijn
aanvankelijk beige,
maar later olijfbruin. De steel heeft een bleke basiskleur maar begint
al gauw rozige tot okerbruine vezelige strepen te vertonen (1). De hoed
van de
paddenstoel is eerst kegelvormig, maar spreidt zich bij oudere
exemplaren vlak
uit, waarbij er een stompe umbo met
centrale schubjes zichtbaar blijft. Het hoedoppervlak wordt dan bleker van
kleur. Populiervezelkoppen komen behalve in Europa ook voor in Noord Amerika
(2,3).
Naam
De genusnaam Inocybe betekent "vezelig hoofd", de soortnaam squamata "geschubd". Populiervezelkoppen die hun schubjes
zijn kwijtgeraakt zijn soms moeilijk van geelbruine spleetvezelkoppen (Inocybe rimosa) te onderscheiden (6). De verwantschap tussen Inocybe squamata en andere vezelkoppen is onderzocht met moleculair biologische technieken (7,10).
Eetbaarheid/nut
Populiervezelkoppen
zijn giftig (4).
Waar
gevonden
Populiervezelkoppen
verschijnen dikwijls aan de oostkant van het Smitpark (ten westen van de vijver
aan het eind van de Dreesstraat) en in de zuidberm van de Brilweg (tussen
Zilverschoon en Kortenaer), bij abelen en populieren. Ook langs wandelpaden tussen de Hanckemalaan en het Akkerend hebben we de paddenstoel wel eens gezien.
Literatuur
1. Bas C (1960) Twee interessante en herkenbare vezelkoppen: Inocybe
squamata
en I. aurea. Coolia 7: 15–17.
2.
Cripps CL (2001) Mycorrhizal fungi of aspen forests: Natural occurrence
and potential applications. USDA Forest Service Proceedings RMRS-P-18.
3.
Cripps CL (2003) Native mycorrhizal fungi with aspen on
smelter-impacted sites in the northern Rocky Mountains: Occurrence and
potential use in reclamation. Proceedings of the National Meeting of
the American Society of Mining and Reclamation, Lexington KY.
4. Dunkelschuppiger
Rißpilz Inocybe
squamata. Document op tintling.com.
5.
Katanic M, Orlovic S, Grebenc T, Stupar B, Galic Z, Kovacevic B,
Kraigher H (2010) Identification of ectomycorrhizal types in a white
poplar (Populus
alba L.)
plantation near Novi Sad. Les 62:155-159.
6. Krieglsteiner GJ
(1987) Wichtige Hinweise für Inocybe-Freunde. APN (Mitteilungsblatt
der Arbeitsgemeinschaft Pilzfreunde Niederrhein) 5:131-139.
7.
Larsson E, Ryberg M, Moreau PA, Delcuse Mathiesen A, Jacobsson S (2009)
Taxonomy and evolutionary relationships within species of section Rimosa
(Inocybe)
based on ITS, LSU and mtSSU sequence data. Persoonia 23:86-98.
8. Münzmay T (1999)
Zwei unterschätzte Mykorrhiza-Bildner: Linde (Tilia sp.) und Amerikanische Roteiche (Quercus
rubra).
Tintling 1:10-17.
9.
Pritsch K, Boyle H, Munch JC, Buscot F (1997) Characterization and
identification of black alder ectomycorrhizas by PCR/RFLP analyses of
the rDNA internal transcribed spacer (ITS). New Phytol. 137:357-369.
10.
Ryberg M, Nilsson RH, Kristiansson E, Töpel M, Jacobsson S, Larsson E
(2008) Mining metadata from unidentified ITS sequences in GenBank: A
case study in Inocybe
(Basidiomycota). BMC
Evol Biol 8:50.
Terug naar de soortenlijst