Radijsvaalhoed (Hebeloma crustuliniforme)
De
radijsvaalhoed is een paddenstoel die in nauwe symbiose
(ectomycorrhiza) leeft met
allerlei loofbomen - o.a. berken, wilgen en ratelpopulieren (10,17), maar ook met
naaldbomen - o.a.
fijnsparren (3,8), en zelfs met dwergstruikjes als beredruif en bosbes
(13). De hoed van de paddenstoel is vlezig, gebroken
wit tot vleeskleurig of lichtbruin, en voelt bij vochtig weer
enigszins vettig of kleverig aan. De rand van de hoed is niet gegroefd
en heeft geen velum. De plaatjes aan de onderzijde zijn aanvankelijk
crèmekleurig maar nemen spoedig een bleke koffiekleur aan. In jonge
toestand "tranen" ze, om daarna bruine vlekjes te
ontwikkelen. De steel is witachtig, hol, bedekt met fijne vlokjes en
niet voorzien van een ring. De paddenstoel smaakt bitter en ruikt
(vooral bij doorbreken) naar radijs (19). De radijsvaalhoed is in
staat
om al met (zeer) jonge boompjes ectomycorrhiza te vormen
(2,10,11,14,15). Wanneer de bomen meer dan 15 jaar oud worden neemt het
aantal vruchtlichamen af (12). De soort was betrokken in een
Brits onderzoek waarbij werd vastgesteld dat paddenstoelen die
bij loofbomen groeien ten gevolge van de klimaatverandering steeds
vroeger in het jaar verschijnen en in de herfst steeds
langer aanwezig blijven (5). Een verhoogd CO2 gehalte in de
atmosfeer wordt door de soort goed verdragen en leidt zelfs tot
een verhoogde biomassa van het mycelium (4).
Naam
De genusnaam Hebeloma betekent "(zacht)harige zoom"; de soortnaam crustuliniforme "broodkorstvormig" of "op een koekje gelijkend" (6). De hoed van de paddenstoel doet denken aan een Weespermop. De Nederlandse naam
radijsvaalhoed heeft betrekking op de karakteristieke geur en de vale
tinten van de hoed. Agaricus crustuliniformis is een synoniem van Hebeloma crustuliniforme (7). Hebeloma crustuliniforme
moet op grond van genetische experimenten worden beschouwd als een complex van
meerdere soorten en niet als één enkele soort (1,9,21). Onder andere de witte vaalhoed (H.fragilipes), de moerasvaalhoed (H.helodes), de valse radijsvaalhoed (H.lutense), de holsteelvaalhoed (H.cavipes), de populierenvaalhoed (H.populinum), de kleine vaalhoed (H.hiemale) en de zomervaalhoed (H.aestivale) zijn nauw met de radijsvaalhoed verwant. De opaalvaalhoed (Hebeloma velutipes) is minder nauw verwant maar wel gemakkelijk met de radijsvaalhoed te verwisselen. De radijsvaalhoed kan in het veld ook worden verward met de grote vaalhoed (Hebeloma sinapizans), maar bij die soort tranen de plaatjes niet (20).
Eetbaarheid/nut
Radijsvaalhoeden zijn
giftig, vandaar de Engelse naam "poisonpie" (7). Het nuttigen ervan kan aanleiding geven tot langdurige
stoornissen van het maag-darmkanaal (misselijkheid, diarree,
darmkrampen, etc), terwijl duizeligheid en tijdelijke bewusteloosheid
ook gerapporteerd zijn (16). De gifstoffen in de paddenstoel zijn nog niet geïdentificeerd (6).
Waar gevonden
Radijsvaalhoeden verschijnen regelmatig in de bermen van de Hanckemalaan en de Sportlaan.
Literatuur
1. Aanen DK, Kuyper TW (1999) Intercompatibility tests in the Hebeloma crustuliniforme complex in Northwestern Europe. Mycologia 91:783-795.
2. Bremer P (2005) Nieuwe natuur en paddenstoelen: Ontwikkelingen op afgegraven laagveen. Coolia 48:79-85.
3. Brunner I, Amiet R, Schneider R (1991) Characterization of naturally grown and in vitro synthesized ectomycorrhizas of Hebeloma crustuliniforme and Picea abies. Mycol Res 95:1407-1413.
4. Fransson PMA, Taylor AFS, Finlay RD (2005) Mycelial production, spread and root colonisation by the ectomycorrhizal fungi Hebeloma crustuliniforme and Paxillus involutus under elevated atmospheric CO2. Mycorrhiza 15:25-31.
5. Gange AC, Gange EG, Sparks TH, Boddy L (2007) Rapid and recent changes in fungal fruiting patterns. Science 316:71.
6. Hebeloma crustuliniforme. Document op en.wikipedia.org.
7. Hebeloma crustuliniforme - Poisonpie. Document op www.first-nature.com.
8.
Högberg P, Plamboeck AH, Taylor AFS, Fransson PMA (1999) Natural 13C
abundance reveals trophic status of fungi and host-origin of carbon in
mycorrhizal fungi in mixed forests. Proc Natl Acad Sci USA 96:8534-8539.
9. Kuo M (2012) Hebeloma crustuliniforme. Document op www.mushroomexpert.com.
10. Last FT, Mason PA, Ingleby K, Fleming LV (1984) Succession of fruitbodies of sheathing mycorrhizal fungi associated with Betula pendula. Forest Ecology and Management 9:229-234.
11.
Last FT, Fleming LV (1985) Factors affecting the occurrence of
fruitbodies of fungi forming sheathing (ecto-)mycorrhizas with roots of
trees. Proc Indian Acad Sci (Plant Sci) 94:111-127.
12. Last FT, Dighton J, Mason PA (1987) Successions of sheathing mycorrhizal fungi. Trends in Ecology and Evolution 2:157-161.
13. Linderman RG, Call CA (1977) Enhanced rooting of woody plant cuttings by mycorrhizal fungi. J Amer Soc Hort Sci 102:629-632.
14. Mason PA, Last FT, Pelham J, Ingleby K (1982) Ecology of some fungi associated with an ageing stand of birches (Betula pendula and B.pubescens). Forest Ecology and Management 4:19-39.
15.
Mason PA, Wilson J, Last FT, Walker C (1983) The concept of succession
in relation to the spread of sheathing mycorrhizal fungi on inoculated
tree seedlings growing in unsterile soils. Plant and Soil 71:247-256.
16. Price HW (1927) Mushroom poisoning due to Hebeloma crustuliniforme. Report of four cases. Am J Dis Children 34:441-442.
17. Siemens JA, Calvo-Polanco M, Zwiazek JJ (2011) Hebeloma crustuliniforme facilitates ammonium and nitrate assimilation in trembling aspen (Populus tremuloides) seedlings. Tree Physiology 31:1238-1250.
18. Tonblasser Fälbling Hebeloma crustuliniforme. Document op tintling.com.
19. Tonblasser Fälbling, Kleiner Rettichfälbling, Tongrauer Fälbling - Hebeloma crustuliniforme. Document op www.123pilze.de.
20. Vesterholt J (2000) Hebeloma crustuliniforme and related species. Field Mycology 1:58-68.
21. Wood M, Stevens F (2014) Hebeloma crustuliniforme. Document op www.mykoweb.com.
Terug naar de soortenlijst