Roodsteelfluweelboleet (Xerocomus chrysenteron)
Roodsteelfluweelboleet bovenzijdeRoodsteelfluweelboleet zijaanzichtRoodsteelfluweelboleet onderzijde
De roodsteelfluweelboleet is een paddenstoel die in nauwe samenwerking (ectomycorrhiza) leeft met verschillende loof- en naaldbomen. Volgens een Engels artikel zou hij vooral voorkomen bij coniferen en beuken, maar niet bij eiken (8). In Nederland staat hij echter wel bij eiken. De soort heeft een voorkeur voor zure bodems (12). De diameter van de hoed bedraagt meestal 3 tot 7, in zeldzame gevallen 9 tot 10 centimeter. Het hoedoppervlak is matbruin en biedt een fluwelige of viltige aanblik. Later krijgt het kleine barstjes en splitst het op in kleine vierkantjes (2). Vraatplekjes (van naaktslakken of andere dieren) kunnen roodachtig verkleuren. De poriën aan de onderzijde zijn vrij groot, bij jonge exemplaren geel en bij oudere exemplaren groengeel van kleur. Bij druk of beschadiging verkleuren ze vuilgroen. De poriënlaag is met een uitbochting aangehecht aan de slanke steel. Het steeloppervlak heeft een gele basiskleur en is bedekt met rode vezels (7). De genetische variatie binnen één populatie en tussen verschillende populaties van roodsteelfluweelboleten in beukenbossen in Duitsland bleek gering te zijn (14).

Naam
Het Griekse woord xeros betekent "droog" en kome is haardos, dus Xerocomus betekent "droge pruik". Vermoedelijk heeft dit betrekking op het droge en viltige oppervlak van de hoed. De soortnaam chrysenteron betekent "gouden ingewand". Het vlees van de paddenstoel is goudgeel (2). Aanvankelijk heette de roodsteelfluweelboleet Boletus chrysenteron (2). Later werden de fluweelboleten van de gewone boleten afgezonderd en in een apart geslacht Xerocomus geplaatst. Volgens moleculair-biologische inzichten moet ook dit weer worden opgesplitst en moet de roodsteelfluweelboleet Xerocomellus chysenteron gaan heten (4,7,11,12). Xerocomellus betekent "op Xerocomus lijkend". 

Eetbaarheid/nut
De roodsteelfluweelboleet wordt beschouwd als een eetbare soort, maar de vruchtlichamen worden spoedig aangetast door maden en kunnen giftig worden als ze door parasitaire schimmels geïnfecteerd zijn (1). Op de poriënlaag aan de onderzijde ontstaan dan witachtige vlekken of ringvormige verkleuringen, later beginnen ook andere delen van de paddenstoel er witschimmelig uit te zien en uiteindelijk wordt het hele vruchtlichaam door een goudgeel schimmellaagje overdekt. Oude exemplaren van de roodsteelfluweelboleet bevatten vaak springstaarten (kleine insecten van de orde Collembola, die kunnen springen met behulp van een speciaal orgaantje aan het eind van hun lichaam). Vooral de springstaart Hypogastrura denticulata is in groot aantal op de paddenstoel aangetroffen (3). De roodsteelfluweelboleet kan radioaktief caesium (5) en kwik (6) in zijn vruchtlichamen ophopen. Het mycelium van de zwam is in staat om pesticiden zoals DDT af te breken, en om die reden voor biotechnologen interessant (9).
 De paddenstoel bevat een lectine met de eigenschappen van een insecticide (10,13).

Waar gevonden
Roodsteelfluweelboleten verschenen in Zuidhorn onder andere in de bermen van de Gast, op het terrein van de Eiberhof, en langs het noordeind van de Boslaan. Bovenstaand exemplaar groeide bij de driesprong van Boslaan, Van Houtenstraat en Westergast, in een tuin die wordt omgeven door zomereiken en waarin zowel loofbomen als coniferen staan.

Literatuur
1. Besl H, Hagn A, Jobst A, Lange U (1998) Der Kleinsporige Goldschimmel, Sepedonium microspermum, - ein Parasit an Röhrlingen der Xerocomus-chrysenteron-Gruppe. Z Mykol 64:45-52.
2. Boletus chrysenteron Bull. - Red Cracking Bolete. Document op www.first-nature.com.
3. Cave B (1997) Toadstools and springtails. Mycologist 11: 154.
4. Chernilevsky G a.o. Xerocomellus chrysenteron. Document op en.wikipedia.org.
5. Dietl G, Breitig D (1988) Radioaktives Cäsium in Pilzen aus dem Raum Schwäbisch Gmünd. Z Mykol 54:109-112.
6. Dryzalowska A, Falandysz J (2014) Bioconcentration of mercury by mushroom Xerocomus chrysenteron from the spatially distinct locations: Levels, possible intake and safety. Ecotoxicology and Environmental Safety 107:97-102.
7. Graebner H u.Ä. Gemeiner Rotfußröhrling. Document op de.wikipedia.org.
8. Hills AE (2008) The genus Xerocomus. A personal view, with a key to the British species. Field Mycology 9:77-96.
9. Huang Y, Wang J (2013) Degradation and mineralization of DDT by the ectomycorrhizal fungi, Xerocomus chrysenteron. Chemosphere 92:760-764.
10. Jaber K, Francis F, Paquereau L, Fournier D, Haubruge E (2007) Effect of a fungal lectin from Xerocomus chrysenteron (XCL) on the biological parameters of Aphids. Comm.Appl.Biol.Sci. 72:629-638.
11. Sutara J (2008) Xerocomus s.l. in the light of the present state of knowledge. Czech Mycol 60:29-62.
12. Taylor AFS, Hills A, Simonini G (2002) A fresh look at Xerocomoid fungi. Field Mycology 3:89-102.
13. Trigueros V, Lougarre A, Ali-Ahmed D, Rahbé Y, Guillot J, Chavant L, Fournier D, Paquereau L (2003) Xerocomus chrysenteron lectin: identification of a new pesticidal protein. Biochim Biophys Acta 1621:292-298.
14. Von Meltzer C, Rothe GM (2000) Genetic variability of two populations of the ectomycorrhizal fungus Xerocomus chrysenteron associated with European beech (Fagus sylvatica L.) Forest Genetics 7:85-96.

Terug naar de soortenlijst