Speenkruidbrand (Entyloma ficariae)
Speenkruidbrand parasiteert op speenkruid. Door de aantasting ontstaan er
witachtige vlekken met een doorsnee van 1 tot 3 (max.5) mm, aan weerszijden van
de bladeren (2,5). Aanvankelijk vormt de schimmel conidiën:
langgerekte, cylindrische (spoelvormige) ongeslachtelijke sporen met
oliedruppels erin (6,7,9,10). Volgens een Engels artikel breken de conidiën af, maar worden er 's nachts uit de witte vlekken ook langgerekte ballistosporen actief afgeschoten (4). Dit witte-vlek stadium van de parasiet wordt de anamorf genoemd. Later verkleuren de vlekken van wit tot geelachtig bruin en begint de schimmel teliosporen
(brandsporen) te vormen. Die zijn niet langgerekt maar vrijwel
bolvormig en helder doorzichtig tot (licht) geelbruin van kleur.
Teliosporen blijven tijdens de winter in leven; ze hebben een dikke
wand die de inhoud tegen kou en uitdroging beschermt. Volgens
deskundigen is de schimmel niet alleen in het blad, maar in alle delen
van de plant aanwezig, dus ook in de broedbolletjes die speenkruid
pleegt te vormen, en kan hij zich zowel verspreiden door middel van zijn conidiën en
teliosporen, als door zaad van
de plant te infecteren (7). Van
speenkruid worden soms planten aangetroffen die niet alleen door
speenkruidbrand maar ook door andere schimmels aangetast
zijn, zoals speenkruidroest (Uromyces ficariae), Uromyces poae en Peronospora ficariae. Gezamenlijke infecties door een brand en een roest komen regelmatig voor (3).
Naam
Het woord "brand" is de aanduiding van een groep schimmels (de orde van de Ustilaginales) die op vaatplanten parasiteren.
Ze worden "branden" genoemd omdat de rijpe sporen van de meeste soorten
zwart van kleur zijn en eruit zien als roet. In het geval van
speenkruidbrand is dit echter niet van toepassing, want de sporen
van deze soort zijn licht van kleur. In Iran is een afwijkende soort ontdekt, Entyloma majewskii, die zowel in morfologisch als moleculair-biologisch opzicht van E. ficariae verschilt (8). Entyloma ranuncili is een synoniem van Entyloma ficariae. De soortnaam ficariae betekent "van speenkruid", de genusnaam Entyloma "naar binnen gerolde rand" (of kant). De precieze verwantschap tussen Entyloma soorten die op planten uit de Ranonkelfamilie parasiteren, en andere vertegenwoordigers van het genus Entyloma is nog onduidelijk (1).
Waar gevonden
We
hebben aangetaste
speenkruidplanten aangetroffen in het noordelijk deel van het Smitpark, in meerdere opeenvolgende jaren.
Literatuur
1. Begerow D, Lutz M, Oberwinkler F (2002) Implications of molecular characters for the phylogeny of the genus Entyloma. Mycol.Res. 106:1392-1399.
2. Entyloma ficariae F. von Thümen ex A.A. Fisch. Waldh. Document op www.asturnatura.com. Num. 309, 28/02/2011.
3.
Hirsch G., Braun U (1992) Communities of parasitic macrofungi. Chapter
8 in: Winterhoff W (ed.) Fungi in Vegetation Science. Heidelberg:
Springer-Science and Business Media, pp.225-250.
4. Ingold CT (1987) Ballistospores and blastic conidia of Tilletia ayresii, and comparison with those of T.tritici and Entyloma ficariae. Trans Br mycol Soc 88:75-82.
5. Marqua J (2018) Entyloma ficariae A. A. Fisch. Waldh. Document op www.pilzflora-ehingen.de.
6. Speenkruidbrand Entyloma ficariae (2005). Document op hef.ru.nl/~pfk/paddenstoelen.
7.Termorshuizen A (2005) Gemakkelijk herkenbare plantenparasieten V. Uromyces ficariae, U.dactylidis en Entyloma ficariae, alsmede enkele verwante soorten op speenkruid. Coolia 48:21-23.
8. Vánky K, Lutz M (2010) Entyloma majewskii sp.nov. (Entylomataceae) on Ranunculus ficaria from Iran. Pol Bot J 55:271-279.
9. Ward HM (1887) II. On the structure and life-history of Entyloma ranunculi (Bonorden). Proc R Soc London 41:318.
10. Ward HM (1887) VIII. On the structure and life-history of Entyloma ranunculi (Bonorden). Phil Trans Soc London B 178:173-185.
Terug naar de soortenlijst