Stinkparasolzwam (Lepiota cristata)
Het stinkparasolletje is een kleine
paddenstoel (hoeddiameter 1 tot 4 centimeter) met een vliezige ring die niet
langs de steel kan worden verschoven. Bij oude vruchtlichamen kan de ring zijn
verdwenen (9). De hoed is wit met een duidelijk afgegrensd roodbruin centrum
dat door schubben is omgeven. Aanvankelijk heeft hij de vorm van een halve bol,
later van een kegel, om zich ten slotte horizontaal uit te spreiden tot een
schijf met een gewelfd centrum en een golvende rand. Aan die rand kunnen
velumresten blijven hangen. De witte plaatjes staan dicht opeen en zijn vrij
van de steel. Bij veroudering kunnen ze geelachtig verkleuren en bruinrode
vlekjes krijgen. De steel van de paddenstoel is hol, wit en aan de basis
dikwijls roze of bruinroze. De soort heeft een voorkeur voor door menselijke activiteit
verstoorde bodems. Hij groeit op plaatsen waar de grond is omgewoeld
of waar afval wordt weggeworpen: in wegbermen, op ruderaal terrein, onder
heggen en in houtsingels langs fiets- en wandelpaden (6,10). Maar hij kan ook
voorkomen in loofbos en in de duinen (9). Stinkparasolletjes leven van de
afbraak van dood organisch materiaal, maar kunnen bovendien parasiteren op
levende gisten en op stuifmeelkorrels in plantaardig afval (2,3). De soort komt op bijna het hele noordelijk halfrond voor. Hij vertoont een grote genetische
variatie (7).
Naam
De genusnaam Lepiota is afgeleid van het Latijnse woord lepis, dat "schub" betekent. De soortnaam cristata
betekent "gekuifd"
(6). De Nederlandse naam "stinkparasolzwam" heeft betrekking op de
onaangename
geur, die sommige mensen aan aardgas, anderen aan rubber doet denken
(6,8,11). Uit Noord Amerika is er een variant van de paddenstoel
bekend die groene sporen heeft (var. viridispora).
Normaliter zijn de sporen van het stinkparasolletje wit, gebroken wit of
geelachtig van kleur (5). Uit DNA onderzoek blijkt dat de aanblik van de hoed
meer zegt over verwantschappen binnen het genus Lepiota dan de vorm van de sporen (11). Op grond van ander DNA
onderzoek is geconcludeerd dat het stinkparasolletje nauw verwant is met de
geschubde inktzwam! (4). Agaricus cristatus,
Lepiotula cristata, Lepiota castaneidisca, Lepiota felinoides en Lepiota subfelinoides zijn synoniemen
van Lepiota cristata (11).
Eetbaarheid/nut
Stinkparasolzammen zijn vanwege hun
onaangename geur en smaak niet eetbaar. Over de giftigheid van de paddenstoel
lopen de meningen uiteen: sommigen beschouwen hem als erg giftig, anderen
als een beetje giftig (1).
Waar
gevonden
Stinkparasolletjes
hebben we
aangetroffen langs de Stationsweg (in de nabijheid van het station), in
de zuidwesthoek van
het Smitpark (in de omgeving van een pomphuisje), bij de begraafplaats
aan de Klinckemalaan en bij de oude begraafplaats aan de
M.H.Trompstraat. Ook buiten Zuidhorn hebben we de paddenstoel dikwijls
gezien.
Literatuur
1. Grandmont JP e.a. Lepiote crêtée. Document op fr.wikipedia.org.
2.
Hutchison LJ, Barron GL (1996) Parasitism of yeasts by lignicolous
Basidiomycota and other fungi. Can J Bot 74:735-742.
3.
Hutchison LJ, Barron GL (1997) Parasitism of pollen as a nutritional source for
lignicolous Basidiomycota and other fungi. Mycol Res 101:191-194.
4.
Johnson J, Vilgalys R (1998) Phylogenetic systematics of Lepiota sensu lato based on nuclear large subunit rDNA evidence.
Mycologia 90:971-979.
5.
Kyde MM, Peterson JL (1986) A variant of Lepiota
cristata. Mycologia 78:851-853.
6.
Lallensack J u.Ä. Stink-Schirmling. Document op de.wikipedia.org.
7.
Liang JF, Xu J, Yang ZL (2009) Divergence, dispersal and recombination in Lepiota cristata from
8.
Stinking Dapperling. Document
op first-nature.com.
9.
Tofts R (2002) The British species of Lepiota
1: Section Stenosporae. Field
Mycology 3:124-136.
10.
Vellinga EC (2004) Ecology and distribution of Lepiotaceous fungi (Agaricaceae) - A Review. Nova Hedwigia
78:273-299.
11.
Vellinga EC, Huijser HA (1998) Studies in Lepiota