Trechtertje (Omphalina spec.)
Trechtertje SmitparkTrechtertje bovenzijdeTrechtertje Smitpark zijaanzicht
In een pioniervegetatie op vochtige grond vonden we eens een groot aantal exemplaren van dit minuscule, donkerbruin gekleurde trechtertje (let op de sporenkapsels van een mos op de foto rechts die kleiner waren dan een luciferkop). Zelfs de grootste exemplaren hadden een hoeddiameter van minder dan 1 cm. Zonder microscopisch onderzoek is het onmogelijk om te zeggen welk trechtertje het precies is geweest. Misschien het pelargoniumtrechtertje (Omphalina velutipes), want de steeltjes van de paddenstoeltjes waren donzig behaard, en de groeiplaats kwam precies overeen met beschrijvingen van deze soort, "open, schaars met algen of mossen begroeide, zandige of lemige grond" (1,2,9). Maar het zou ook het somber trechtertje (Omphalina obscurata) kunnen zijn (3,11). Wie het weet die mag het zeggen! Beide soorten trechtertjes kunnen vanwege hun optreden in pioniervegetaties ook  op brandplekken opduiken (10). De paddenstoeltjes groeiden tussen mos en bekerkorstmos, in het vroege voorjaar van 2012 toen er verder nog maar heel weinig paddenstoelen waren. We hadden ze gemakkelijk over het hoofd kunnen zien, maar omdat ze afstaken tegen grijswitte stenen in hun omgeving vielen ze ons op. Zowel pelargoniumtrechtertjes als sombere trechtertjes kunnen in het vroege voorjaar verschijnen (3,4). In een Duits artikel wordt hierover opgemerkt: "De paddenstoeltjes kunnen winters voorjaarsweer met frequente sneeuwbuien en af en toe een nachtvorst doorstaan en van eind april tot eind mei waargenomen worden. Pas wanneer er een langdurige periode van mooi voorjaarsweer aanbreekt, en de bodem uitdroogt, komt er aan hun groei een einde".  Het mycelium van trechtertjes leeft misschien van dode algen of dood mos, maar de schimmel zou ook een nauwe samenwerking met levende algen kunnen hebben, zoals de schimmels in korstmossen.

Naam
De genusnaam Omphalina is een verkleinwoord van het Griekse woord omphalos, dat "navel" betekent. De soortnaam velutipes betekent "fluweelpoot", obscurata is "donker" of  "duister". Arrhenia velutipes is een synoniem van Omphalina velutipes (5), en Arrhenia obscurata van Omphalina obscurata (8). De verwantschappen van trechtertjes met andere geslachten van paddenstoelen is onderzocht met moleculair biologische technieken (6-8).

Eetbaarheid
Over de eetbaarheid van dit soort trechtertjes is niets bekend, en vanwege hun zeldzaamheid en minuscule afmetingen komen ze niet in aanmerking voor consumptie door de mens.

Waar gevonden
We vonden deze paddenstoeltjes aan de zuidkant van het Smitpark, ten westen van de Sportlaan, aan de noordoever van de gracht tussen het park en de Hanckemalaan. De paddenstoeltjes groeiden in de voegen van een bestraat terras, op kalkrijke klei. Het terras is inmiddels door de gemeente afgebroken, en het mycelium van het trechtertje lijkt daarmee ook te zijn verdwenen.

Literatuur

1. Bas C, Kuyper TW, Noordeloos ME, Vellinga EC, Van Crevel R, Van Os J (1995) Omphalina velutipes P.D.Orton. In: Flora Agaricina Neerlandica, Volume 3, p.88. Boca Raton, FL: CRC Press.
2. Bates ST, Nash TH, Sweat KG, Garcia-Pichel F (2010) Fungal communities of lichen-dominated biological soil crusts: Diversity, relative microbial biomass, and their relationship to disturbance and crust cover. Journal of Arid Environments 74:1192-1199.
3. Gubitz C (1980) Omphalina obscurata Reid, ein wenig bekannter Nabeling. Z Mykol 46:27-30.
4. Gutter A (2003) Paddestoelenzoeken door de seizoenen heen. Coolia 46:122-133.
5. Merino Alcántara D (2014) Arrhenia velutipes (P.D.Orton) Redhead, Lutzoni, Moncalvo & Vilgalys. Document op www.micobotanicajaen.com.
6. Moncalvo JM, Lutzoni FM, Rehner SA, Johnson J, Vilgalys R (2000) Phylogenetic relationships of agaric fungi based on nuclear large subunit ribosomal DNA sequences. Syst Biol 49:278-305.
7. Moncalvo JM, Vilgalys R, Redhead SA, Johnson JE, James TY, Aime MC, Hofstetter V, Verduin SJW, Larsson E, Baroni TJ, Thorn RG, Jacobsson S, Clémençon H, Miller OK (2002) One hundred and seventeen clades of euagarics. Molecular Phylogenetics and Evolution 23:357-400.
8. Redhead SA, Lutzoni F, Moncalvo JM, Vilgalys R (2002) Phylogeny of Agarics: Partial systematics solutions for core Omphalinoid genera in the Agaricales (Euagarics). Mycotaxon 83:19-57.
9. Steeman R (2012) Graslandpaddenstoelen in West-Brabant. Natuurpunt Studie, Mechelen.
10. Toirán F, Gonzalo A, Cabo A (2005) Efecto del fuego en la fructificación de especies fúngicas en una masa de Pinus pinaster Ait. de la provincia de Soria. IV Congreso Forestal Español.
11. Van der Vegte M. Somber trechtertje (2014). Document op www.amanita.fotovidi.nl.

Terug naar de soortenlijst