Vroege franjehoed s.l. (Psathyrella spadiceogrisea s.l.)
Zoals
de naam al aangeeft, is de vroege franjehoed één van de eerste
paddenstoelen die op het toneel verschijnen wanneer de winter voorbij
is. Als het weer in het voorjaar zacht is zijn de vruchtlichamen er
eind maart al. Wanneer het lang koud blijft verschijnen ze pas in de loop van
april. De paddenstoel leeft van de afbraak van dood plantaardig
materiaal en groeit op
beschaduwde plaatsen onder struiken of bomen, op een bodem die met
strooisel of houtsnippers is verrijkt (5,7,10). De hoed heeft een
doorsnee van maximaal 6 à 7 centimeter; hij is
aanvankelijk gewelfd om zich later vlak uit te spreiden. In
vochtige toestand is hij vaag doorschijnend gestreept. Hij verandert in
de loop van de tijd van kleur, van dadelbruin via bruingrijs tot
bleek
zeemkleurig met een geelbruin centrum. De paddenstoel is bovendien
sterk hygrofaan, wat zeggen wil dat hij van kleur verandert als hij
water verliest of absorbeert. Oude exemplaren zijn na uitdroging
bleekgrijs en in bevochtigde toestand okerkleurig (2,8). Jonge
exemplaren van de vroege franjehoed
hebben aan de rand van de hoed witte vezeltjes, een restant van het
dunne velum dat hoedrand en steel aanvankelijk verbond. Bij veroudering
verdwijnen deze. De plaatjes aan de onderzijde zijn aanvankelijk
grijsbruin, maar worden uiteindelijk donkerbruin vanwege de rijping van
de
sporen. De sporen zijn zwart. De steel van de paddenstoel kan tot twee
maal zo lang zijn als de doorsnee van de hoed; hij is wit en soms wat
geelachtig aangelopen. In jonge toestand zijn er op de steel kleine
witte velumvlokjes aanwezig (3). Ook kan de steel er aan de top licht bepoederd of "berijpt" uitzien (9).
Naam
De genusnaam Psathyrella is afgeleid van het Griekse woord psáthuros, dat "teer, breekbaar of broos" betekent. Psathyrella betekent dus een "kleine broze". De soortnaam spadiceogrisea is van twee Latijnse woorden afgeleid, het woord voor "dadelbruin" (spadiceus) en het woord voor "grijs" (griseus). De vruchtlichamen zijn in jonge toestand namelijk donkerbruin, maar verbleken bij veroudering en uitdroging. In oude boeken wordt de vroege franjehoed "tere streephoed" genoemd. Drosophila spadiceogrisea is een synoniem van Psathyrella spadiceogrisea. Andere synoniemen zijn Psilocybe spadiceogrisea, Hypholoma spadiceogriseum, Drosophila exalbicans en Psathyrella obtusata var. vernalis (4). De vroege franjehoed kan in het veld met andere Psathyrella soorten verwisseld worden, zoals de wollige franjehoed (Psathyrella artemisiae) en de spaanderfranjehoed (Psathyrella marcescibilis), die echter pas later in het jaar verschijnen (1). Volgens sommige auteurs (4,6) ook met de lentefranjehoed (Psathyrella fatua), de witrandfranjehoed (Psathyrella niveobadia), de holsteelfranjehoed (Psathyrella casca), de beukenfranjehoed (Psathyrella fusca), de kalkfranjehoed (Psathyrella clivensis), de satijnsteelfranjehoed (Psathyrella lutensis) en de bruinwordende franjehoed (Psathyrella fulvescens)! De laatste soort is echter uiterst zeldzaam. Van Psathyrella spadiceogrisea
worden bovendien een groot aantal variëteiten onderscheiden! (6). Wij
hebben achter de titel van deze pagina dus maar de letters s.l.
geplaatst (afkorting van sensu lato, dat wil zeggen: in de wijdste zin).
Eetbaarheid/nut
De
vroege franjehoed is niet giftig, maar wordt ook niet beschouwd
als eetbaar (1,10). Hoewel een enkele Duitser daar anders
over denkt (11).
Waar gevonden
Wij
hebben vroege franjehoeden regelmatig aangetroffen in
de westberm van een wandelpad dat vanaf de Heemskerkstraat in
zuidwestelijke richting door het Smitpark loopt. De gemeente Zuidhorn
pleegt in deze berm hout te versnipperen, en op deze beschutte en door
bomen en struiken beschaduwde plaats verschijnen in
het vroege voorjaar (eind maart tot medio april) de
vruchtlichamen, meestal
in groot aantal. Ook hebben we de paddenstoel wel eens
aangetroffen in de beschaduwde westberm van de Hanckemalaan,
tussen de Pabe Broersemastraat en de Pieter Bindervoetlaan (eveneens in
het vroege voorjaar). Het mycelium kan soms ook in de herfst
vruchtlichamen vormen (2), maar alle bovenstaande foto's werden gemaakt tussen eind maart en begin april.
Literatuur
1. Bernoux JY. Psathyrelle grisâtre. Document op champyves.fr.
2. Calvo Pérez J. Psathyrella spadiceogrisea. Document op fungipedia.org.
3. De Leeuw R. Vroege franjehoed - Psathyrella spadiceogrisea. Document op kijkenindenatuur.nl.
4. Enderle M (2000) Studien in der Gattung Psathyrella VIII. Z Mykol 66:3-26.
5. Keizer G (2004) Paddenstoelen en zwammen op houtspaanders (1). Natura 2004/3:82-83.
6. Kits van Waveren E (1985) The Dutch, French and British species of Psathyrella. Persoonia, Suppl Vol 2. (monografie van 300 pagina's).
7. Kuo M (2011). Psathyrella spadiceogrisea. Document op mushroomexpert.com.
8. Psathyrella spadiceogrisea (Schaeff.) R. Maire. Document op funghiitaliani.it.
9. Psathyrella spadiceogrisea (Schaeff.) Maire apud Maire & Werner 1937. Document op vielepilze.de.
10. Schmalblättriger Faserling/Früher Mürbling Psathyrella spadiceogrisea. Document op saarpilz.de.
11. Schmalblättriger Faserling, Früher Mürbling, Früher Faserling, Waldackerling. Psathyrella spadiceogrisea. Document op 123pilze.de.
Terug naar de soortenlijst