Naam
Hygrocybe
betekent "vochtig hoofd", dit heeft betrekking op het enigszins
vochtige hoedoppervlak. De soortnaam miniata betekent niet "erg
klein" zoals op een Engelse website wordt beweerd (6), maar
"menierood". De Nederlandse naam "vuurzwammetje" heeft
betrekking op de intens rode kleur, evenals de Engelse naam "vermillion
waxcap". Wasplaat slaat op de structuur van de plaatjes aan de onderzijde
van de hoed die doet denken aan stearine of was van een kaars.
Eetbaarheid/nut
Vuurzwammetjes
schijnen eetbaar te zijn, maar vanwege hun zeldzaamheid en geringe afmetingen
mogen ze beslist niet voor consumptie verzameld worden. In Noord Amerika worden
vuurzwammetjes gegeten door grijze en bruine eekhoorns (2).
Vuurzwammetjes
verschijnen dikwijls in natuurpark De Oeverlanden langs de
Fanerweg, tussen mos in schraal grasland, bij gagel en berken. We
hebben de paddenstoeltjes ook aangetroffen in een parkje aan het
noordelijk eind van de Van Houtenstraat en in onze eigen tuin aan het
noordelijk eind van de Boslaan. Tijdens wandelingen buiten Zuidhorn
hebben we vuurzwammetjes gezien in het Coendersbosch bij Nuis (Gr.), in
het natuurpark Tussen de Venen bij Muntendam (Gr.) en op Vlieland.
1. Cuesta Cuesta J, Rodríguez NS. Hygrocybe
miniata. Document op Láminas de Hongos.
2. Fogel R, Trappe JM (1978) Fungus consumption
(mycophagy) by small animals. Northw Sci 52:1-31.
3.
Groenendaal M (2004) De Hoornderwegberm op Texel. Coolia 47:169-172.
4.
Halbwachs H, Dentinger BTM, Detheridge AP, Karasch P, Griffith GW (2013) Hyphae
of waxcap fungi colonise plant roots. Fungal Ecol 6:487-492.
5. Houter
A (2004) Over geuren en kleuren. Coolia 47:83-85.
6. Hygrocybe miniata (Fr.) P. Kumm. - Vermillion
Waxcap. Document op www.first-nature.com.
7. Kuo M
(2007) Hygrocybe miniata. Document op www.mushroomexpert.com.
8. Lepp H
(2002) Mycologists and bryophytes. Australasian Mycologist 21:76-78.
9.
Milburn J a.o. Hygrocybe miniata. Document op en.wikipedia.org.
10. Ronikier A, Borgen T (2010) Notes on Hygrocybe
subsection squamulosae from Poland.
Pol Bot J 55:209-215.