Zilveren boomkussen (Reticularia lycoperdon)
Boomkussen bij sportveldBoomkussen vooraanzichtBoomkussen versBoomkussen rijp
Het zilveren boomkussen (dat door sommige auteurs "boompuist" wordt genoemd) is geen echte paddenstoel, maar het sporenvormende stadium van een slijmschimmel. Boomkussens verschijnen meestal in het voorjaar, vlak na de laatste nachtvorst (1), op rottend hout - meestal rechtopstaande oude stronken van loofbomen, soms ook op gevallen takken (2) en in zeldzame gevallen ook op dood hout van naaldbomen (4). Uit de sporen van een slijmschimmel ontstaan vrij bewegende amoeben. Deze amoeben versmelten tot een plasmodium, een meercellig (beter gezegd: meerkernig) organisme waarbij de cellen niet door wanden van elkaar gescheiden zijn (7,16). Zowel de amoeben als het plasmodium kruipen rond over het substraat en voeden zich met gisten, sporen, schimmels, en bacteriën. Het plasmodium van het zilveren buiskussen ziet eruit als een witte, slijmerige, korrelachtige massa (11,16). Wanneer er voldoende reservevoedsel is verzameld, ontwikkelt het zich tot een sporenvormende structuur. In het geval van het zilveren boomkussen ziet deze eruit als een bolvormig of langwerpig kussen dat 5 tot 8 cm groot kan worden, in enkele gevallen zelfs meer dan 10 cm (12,16). De buitenkant heeft een zilveren glans en de textuur van papier. De binnenkant is aanvankelijk wit en romig, maar wordt langzaam bruin, stoffig en droog vanwege de rijping van de sporen. Het kussen scheurt uiteindelijk open om de sporen vrij te laten (1,11), die worden verspreid door de wind en de regen (6). Het kiemingsproces van de sporen is microscopisch onderzocht. Er vormt zich een smalle, gekartelde opening in de sporenwand waardoor de amoebe naar buiten kruipt. Dit proces voltrekt zich binnen een half uur (5). Bij sommige slijmzwammen ontstaan er uit 1 spore meerdere amoeben, maar bij Reticularia lycoperdon is dat niet waargenomen (15). Het zilveren boomkussen komt over vrijwel de gehele wereld voor (10).

Naam

Enteridium lycoperdon is een synoniem van Reticularia lycoperdon. Andere synoniemen zijn: Mucor lycogalum, Lycogala argentea, Trichoderma fuliginoides, Lycogala punctata, Lycogala turbinata, Fuligo lycoperdon, Reticularia argentea, Strongylium fuliginoides en Reticularia umbrina (10). De genusnaam Reticularia betekent "net-" of "maas-vormend", en de soortnaam lycoperdon "wolfsscheet". Wellicht heeft dit betrekking op het opwolken van de bruine sporen.

Eetbaarheid/nut

Boomkussens (of boompuisten) zijn niet giftig (1), maar worden in Europa niet beschouwd als eetbaar (4). In Veracruz (Mexico) worden jonge, verse sporangia echter verzameld, gebakken en gegeten (6). Van bepaalde kevertjes uit de familie van de dwergspektorren is bekend dat zij zich met de "vruchtlichamen" en sporen van slijmschimmels voeden, onder andere die van het zilveren boomkussen (3,8,9). Het vliegje Epicypta testata legt haar eitjes in de plasmodia en sporangia van het zilveren boomkussen. Hoewel de larven van het vliegje zich met de slijmschimmel voeden en zich in diens sporangia verpoppen, dragen de jonge vliegjes die uit de poppen komen bij aan de verspreiding van de sporen (6,18). Het zilveren boomkussen bevat glycosiden en suikeresters met ongewone chemische structuren (13,14). De biomembranen van slijmschimmels wijken qua samenstelling zowel af van die van paddenstoelen als van hogere planten (17).

Waar gevonden

Wij hebben boomkussens aangetroffen op een dode stobbe van een meidoorn en een omgevallen loofboom, in houtsingels die de sportvelden omgeven. Op 2 en 11 april 2016, dus inderdaad in het vroege voorjaar. Ook vonden we een boomkussen op een wilgenstam in het Oosterpark in de stad Groningen.

Literatuur


1. Bernoux JY (2009) Retucularia lycoperdon Bull. 1791 = Enteridium lycoperdon (Bull.) Farr 1976. Webdocument op www.champyves.fr.
2. Cullington P (2009) Slime moulds for beginners. Field Mycology 10:77-85.
3. Dudka IO, Romanenko KO (2006) Co-existence and interaction between myxomycetes and other organisms in shared niches. Acta Mycologica 41:99-112.
4. Fausse vesse de loup. Webdocument op mycorance.free.fr/valchamp.
5. Gilbert FA (1928) A study of the method of spore germination in Myxomycetes. American Journal of Botany 15:345-352.
6. Hunter AJ a.o. Enteridium lycoperdon. Webdocument op en.wikipedia.org.
7. Kambly PE (1939) Some physiological characteristics of Myxomycete swarm-cells. American Journal of Botany 26:88-92.
8. Keller HW, Snell KI (2002) Feeding activities of slugs on Myxomycetes and macrofungi. Mycologia 94:757-760.
9. Lawrence JF, Newton AF (1980) Coleoptera associated with the fruiting bodies of slime molds (Myxomycetes). Coleopterists Bulletin 34:129-143.
10. Liu CH, Chang JH, Chen YF (2006) Myxomycetes of Taiwan (XVIII): The family Enteridiaceae. Taiwania 51:273-278.
11. Nannenga-Bremekamp NE (1958) Notes on Myxomycetes I. Some remarks on the genus Reticularia Bull. Emend. Rost. Acta Botanica Neerlandica 7:769-779.
12. Perez JC . Reticularia lycoperdon. Webdocument op www.fungipedia.org.
13. Rezanka T, Dvoraková R, Hanus LO, Dembitsky VM (2004) Enteridines A and B from slime mold Enteridium lycoperdon. Phytochemistry 65:455-462.
14. Rezanka T, Dvoraková R, Hanus LO, Dembitsky VM (2004) Lycoperdinoside A and B, new glycosides from the slime mold Enteridium lycoperdon. Eur J Org Chem 2004:995-1001.
15. Smith EC (1929) Some phases of spore germination of Myxomycetes. American Journal of Botany 16:645-650.
16. Van Halm H (2002) Geheimzinnige slijmzwam die kan kruipen. Trouw, 3 september 2002.
17. Vouk V (1932) Über Skelett- und Membranstoffe bei Myxomyceten. Protoplasma 16:478-485.
18. Zilveren boomkussen (Enteridium lycoperdon), boompuist. Webdocument op natuurtuin.blogspot.nl (IVN-Bijentuin Nunspeet).

Terug naar de soortenlijst