Glimmerinktzwammen
groeien op rottend hout
(boomstronken of ondergrondse dode wortels). Meestal gaat het om
neutraal of
licht basisch hout dat door andere schimmels al is aangetast en
behoorlijk
zacht is geworden (4,5). Ook op hout dat door de plantsoenendienst is
versnipperd kan de zwam verschijnen (11), en in zeldzame gevallen kan
de paddenstoel zelfs binnenshuis optreden (9). De hoed van de
vruchtlichamen is
aanvankelijk ovaal eivormig, later klokvormig om zich ten slotte
horizontaal uit
te spreiden. Daarbij kan hij een doorsnee van ruim 3 cm krijgen.
Afhankelijk
van het weertype (vochtig of droog) is de kleur donkerder of lichter
bruin. De
bovenzijde van de hoed heeft radiaal verlopende groefjes en is in jonge
toestand bedekt met fragmenten van het velum
universale
die het licht weerkaatsen en er als fijne zoutkorrels of
glassplinters uitzien. Bij oudere vruchtlichamen kunnen deze "glimmers" door de
regen
weggewassen zijn. De steel is hol, wit of beige en meestal
langer dan
de doorsnee van de hoed. De plaatjes aan de onderzijde van de hoed zijn
aanvankelijk wit,
vervolgens bruin en na rijping van de sporen zwart. Dat hele ontwikkelingsproces
duurt vijf
tot zeven dagen (2,9). Hoe de plaatjes van een vruchtlichaam door het
mycelium worden gevormd is aan het begin van de twintigste eeuw met
behulp van het lichtmicroscoop onderzocht (8).
Naam
De genusnaam Coprinus betekent "op mest". Coprinellus is "op Coprinus lijkend”. De soortnaam micaceus
betekent "(glinsterend)
als mica”. Er zijn in Nederland veel paddenstoelsoorten
die met de gewone glimmerinktzwam verwisseld kunnen worden, zoals
de gladstelige glimmerinktzwam (Coprinellus truncorum), de grote viltinktzwam (Coprinellus domesticus) en de ruwsporige inktzwam (Coprinellus tardus). Voor zekere determinatie is daarom microscopisch onderzoek vereist. Coprinus
micaceus is een synoniem van Coprinellus micaceus.
Eetbaarheid/nut
Glimmerinktzwammen worden beschouwd als eetbaar, maar
moeten bereid worden voor de hoeden tot inkt beginnen te vervloeien (2,3). Het is mogelijk om mycelia van de glimmerinktzwam in
reincultuur vruchtlichamen te laten vormen (6). De
paddenstoeltjes zijn bijzonder rijk aan kalium (13). Vanwege hun groeiplaats (in
wegbermen of op vervuilde bodems) kunnen in het wild verzamelde exemplaren helaas ook hoge concentraties van
toxines en zware metalen bevatten (2,3,13). Ook kunnen glimmerinktzwammen waarschijnlijk vergiftigingsverschijnselen veroorzaken indien ze in combinatie met
alcohol worden genuttigd (zie onze pagina over de kale inktzwam). De vruchtlichamen bevatten interessante
plantenstoffen, zoals sterolen met anti-bacteriële werking en remmers van het
enzym glutathion S-transferase, die tumoren gevoeliger maken voor chemotherapie
(14). De chemische structuur van
enkele donkere kleurstoffen in de paddenstoel is vastgesteld (10).
Waar
gevonden
Glimmerinktzwammen
hebben we in Zuidhorn op veel plaatsen aangetroffen, o.a. bij het station, in gazons bij de
Koperwiek, in het Smitpark en in houtsingels die de sportvelden omgeven.
Literatuur
1. Aira MJ, Rodríguez-Rajo FJ, Castro M, Jato V (2009) Characterization of Coprinus spores in the NW of the Iberian Peninsula. Identification and count in aerobiological samples. Cryptogamie, Mycologie 30:57-66.
2.
Coprinellus micaceus. Document op
en.wikipedia.org.
3.
Glistening Inkcap mushroom. Document op first-nature.com.
4. Grainger J
(1946) Ecology of the larger fungi. Transactions of the British Mycological
Society 29:51-63.
5. Heilmann-Clausen
J, Boddy L (2005 ) Inhibition and stimulation effects in communities of wood
decay fungi: Exudates from colonized wood influence growth by other
species. Microbial Ecology 49:399-406.
6. Humphrey SS
(1937) Note on the production of fruiting bodies of Coprinus micaceus in culture.
7. Kimura MT (1980)
Evolution of food preferences in fungus-feeding Drosophila: an ecological study. Evolution 34:1009–1018.
8. Levine M (1914) The origin and development of the lamellae in Coprinus micaceus. Am J Bot 1:343-356.
9. Pady SM (1941) Notes on Coprinus micaceus growing in an unusual habitat. Mycologia 33;411-414.
10. Saiz-Jimenez C
(1983) The chemical nature of the melanins from Coprinus spp. Soil Science 136:65-74.
11. Shaw PJA, Butlin
J, Kibby G (2004) Fungi of ornamental woodchips in
12. Suhara H, Kamei I, Maekawa N, Kondo R (2011) Biotransformation of polychlorinated dibenzo-p-dioxin by Coprinellus species. Mycoscience 52:48-52.
13.
14. Zahid S,
Udenigwe CC, Ata A, Eze MO, Segstro EP, Holloway P (2006) New bioactive natural
products from Coprinus micaceus. Natural Products Research 20:1283-1289.